Door Gert van Maanen - Foto rechts: Life Magazine - 28-02-2025 - Recensie
Vernuftig vogels observeren in het vrije veld met vier vragen in het achterhoofd. Gedragsbioloog Roelke Posthumus schetst als insider de wereld van Nico Tinbergen en zijn ethologisch reveil.
Links: omslag kinderboek Klieuw. Rechts: Tinbergen verft kippeneieren op veldwerk in Meijendel. Foto rechts: Life Magazine
Vernuftig vogels observeren in het vrije veld met vier vragen in het achterhoofd. Gedragsbioloog Roelke Posthumus schetst als insider de wereld van Nico Tinbergen en zijn ethologisch reveil.
‘Door hun natuurminnende schoolmeesters daartoe aangezet, keken deze jongens en meisjes met geduld naar het wieken, draaien, klepperen en malen van vogels in het vrije veld, maakten tekeningen en foto’s en vroegen zich verwonderd af wat dit alles te betekenen had’, zo omschrijft bioloog Roelke Posthumus de geboorte van de ethologie in Scherpstellen. Een boek dat draait om de wereld van Nico Tinbergen (1907-1988), de enige Nederlandse bioloog die ooit een Nobelprijs kreeg. In 1973 deelde hij de Nobelprijs voor Fysiologie of Geneeskunde met twee andere pioniers in de gedragsleer, de Oostenrijkers Konrad Lorenz (‘inprenting’) en Karl von Frisch (‘bijendans’). Een echte aanleiding voor het boek is er niet, want een gedegen biografie ligt er al ruim twintig jaar (Nico’s natuur, Hans Kruuk, 2003), maar volgens Posthumus is de grote bijdrage van Nederlandse vogelaars en veldbiologen aan de gedragsbiologie bij het brede publiek ‘tamelijk onbekend’.
Persoonlijk
Zij kiest een persoonlijke aanpak en werkt vooral de ondertitel uit: hoe Niko Tinbergen en zijn vrienden ons leerden kijken. Dat ze als insider verslag doet wordt versterkt door voorbeelden uit haar studietijd en eigen onderzoek aan muizen en wegkijkende schoolkinderen en het veelvuldig – maar niet zo consistent – gebruik van voor- of bijnamen: Jan P., Jac P., Eli, Pelk, Frans, Gerard, Jaap en natuurlijk Nico en Lies. Posthumus is zelf tweedegraads leerling van Tinbergen en in Groningen opgeleid door de eerstegraads ethologen Gerard (Baerends) en Jaap (Kruijt). Het boek is te veel een opsomming van korte biografieën van leermeesters, tijdgenoten en leerlingen van Tinbergen. Allemaal mensen uit zijn tijd als leerling, vogelaar en fanatiek NJN-lid in Den Haag, als student biologie, promovendus en hoogleraar in Leiden en als gevierd hoogleraar en Nobelprijswinnaar in Oxford. Tot zijn leerlingen behoren bekende publicisten als Desmond Morris, Jane Goodall, Frans de Waal en Richard Dawkins. Ook Tinbergen was een begenadigd netwerker en publicist, van kinderboekjes over de zeemeeuw (Klieuw) tot de bestseller The Study of Instinct, en dan vergeet Posthumus nog zijn publicaties in en hoofdredacteurschap van het Vakblad voor Biologen.
Dat lijkt een detail maar een vakbladartikel dat Tinbergen al in 1935 schreef is een voorloper van zijn beroemde wetenschappelijke publicatie uit 1963, waarin hij voor het eerst de vier grote waarom-vragen formuleert. Welke oorzaak heeft een gedragsuiting, hoe heeft het zich ontwikkeld, wat is de overlevingswaarde ervan en valt er iets te zeggen over de evolutionaire oorsprong? Vier vragen die vaak als zijn grootste bijdrage aan de biologie worden gezien. Scherpkijken biedt helaas geen spitsvondige analyse waarom gedragsanalyses aan en experimenten met zeevogels, bijenwolven en stekelbaarzen een revolutionair nieuw denkkader bieden dat uitstijgt boven het werk van eerdere dierpsychologen. Natuurlijk haalt Posthumus de vier waarom-vragen aan, alsmede zijn ethogrammen en zijn nadruk op prikkels en functies – in plaats van driften en doelen –, maar het boek blijft toch teveel hangen in een verzameling inkijkjes in het leven van een kleurrijke, aimabele en invloedrijke bioloog en tijdgenoten. Het biedt inzichten, maar die lijken niet echt gestoeld op Nico’s lijfspreuk: ‘eerst goed kijken voor je vragen stelt’.
