Een Bachspecialist? Kenners en liefhebbers noemen hem zo. Piotr Anderszewski is er zelf niet van overtuigd, maar Bach ligt hem wel zeer na aan het hart. Hij is begonnen aan een nieuwe etappe in een spannende tijdreis, met twaalf preludes en fuga’s uit het tweede boek van Das wohltemperirte Clavier .

PIOTR ANDERSZEWSKI
Zelfkritiek heeft hij genoeg. In 1990 stapte hij, 21 jaar oud, in de halve finale van het pianoconcours van Leeds voortijdig van het podium omdat hij niet tevreden was over zijn uitvoering van Weberns Variaties op. 27. Daarna waren er periodes waarin hij lange tijd, soms wel meer dan een jaar, niet optrad. Dan voelde hij zich als een hamster op een renrad, een pianomachine die tweehonderd recitals per jaar produceerde. De voortdurende druk en hoge verwachtingen hadden hem het plezier in de muziek ontnomen.
In een interview met de BBC vertelt hij dat hij de afgelopen zomer opnieuw de moed dreigde te verliezen. ‘Ik moest deze opnamen afmaken, maar ik kon het niet meer opbrengen. Ik was zo gedemotiveerd. Waar gaan we naartoe met die pandemie? Een maand lang heb ik gedacht: ik stop ermee. Maar op een dag zat ik hier op de bank en keek ik naar de piano. Ik zag dat monster daar voor me staan, het instrument van mijn opperste gelukzaligheid, maar ook van mijn ergste kwellingen en mijn isolatie, want een piano isoleert in hoge mate, je bent veel alleen. En toen dacht ik: dit monster zal altijd bij me blijven, dit beest moet ik temmen.’
‘Bach is voor mij begin en einde, hij omvat alles, verleden en toekomst. De emoties die hij oproept, zijn zo universeel. Natuurlijk, Bach was een Duitser, maar toch lijkt hij los te staan van tijd en land. Misschien voel ik me ook daarom zo verwant met hem. Ik ben geboren in Polen, maar woon overal en nergens. Nu in Parijs, vroeger in Lissabon, Londen. Ik weet niet waar ik thuishoor.’
Bruno Monsaingeon heeft over hem in 2009 de documentaire Piotr Anderszewski, voyageur intranquille gemaakt. Zijn geboortestad Warschau blijft voor deze rusteloze reiziger een zwaarbeladen plaats: vader Pools, moeder van Hongaars-Joodse afkomst, grootvader vermoord in Auschwitz.
Voor de cd heeft hij twaalf van de vierentwintig preludes en fuga’s uit het tweede boek van Das wohltemperirte Clavier uitgekozen. Ze klinken hier niet in de logische volgorde waarin ze in de partituur staan, maar kriskras door elkaar zoals zijn gevoel hem dat ingeeft. Elke prelude, elke fuga krijgt een eigen karakter, waarbij hij zijn intuïtie volgt. De muziek is genoteerd op slechts twee notenbalken, maar de mogelijkheden lijken oneindig. Van een oceaan een zwembad maken: zo heeft Anderszewski het reductie- en interpretatieproces bij Bach weleens genoemd.
De luisteraar tuimelt van de ene stemming in de andere. Soms is de toon meditatief en lijkt de tijd even stil te staan. Dan weer slaat de opwinding toe en is het alsof een paard met wapperende manen door de wilde natuur van een betoverend landschap galoppeert. Bij al deze verscheidenheid doet het klinkend resultaat toch heel vanzelfsprekend aan en zegt een stem vanbinnen: zo moet het, en niet anders.





De luisteraar tuimelt van de ene stemming in de andere