Om maar meteen met de deur in huis te vallen: dat vraagteken in de kop moet eigenlijk een uitroepteken zijn. Wat dirigente Grete Pedersen presteert met Det Norske Solistkor (hét kamerkoor van Noorwegen) in een aan Luciano Berio gewijd project, grenst aan het ongelofelijke. Alles klopt aan deze BIS-cd. Allereerst het programma met twee deels identieke vocale werken van de Italiaanse grootmeester. Alles uit de periode 1974–1976. En, minstens zo belangrijk, zowel de uitvoeringen als de registraties zijn top.
Samen met Bruno Maderna en Luigi Nono behoorde Berio tot de vaste gasten van het Holland Festival, dat halverwege de jaren zestig een vernieuwende koers inzette die tot op de dag van vandaag wordt voortgezet. Na de eerste, meer op tradities gerichte HF-glorieperiode onder Peter Diamand zorgde zijn opvolger, Jo Elsendoorn, er als programmeur voor dat naast Britten ook andere prominente tijdgenoten aan bod kwamen. Onder wie Penderecki, Stockhausen, Boulez en Xenakis.
Berio werd in 1972 zelfs uitgeroepen tot ‘festivalcomponist’. Drie weken lang kreeg hij alle aandacht. Met veel premières en eerste uitvoeringen voor Nederland. Een eer die na hem ook Louis Andriessen en Mauricio Kagel ten deel viel. In dat kader volgde 5 jaar later in De Doelen de eerste uitvoering van Berio’s koorwerk: Coro, per voci e strumenti . Een kolossaal opus van bijna een uur. Het Kölner Rundfunkchor en het Rotterdams Philharmonisch Orkest opereerden niet keurig naast of achter elkaar maar werden volledig door elkaar gemixt.
Met als resultaat, ik zou bijna zeggen, een ander type geluidsmuur. Berio bleef maar experimenteren. Hij herhaalde zich zelden of nooit. Toch was het in 1977 wel even slikken. Na grote succesnummers als die onweerstaanbare Folksongs en zijn nog altijd verpletterende Sinfonia werden we ineens met een hermetisch werk als Coro geconfronteerd. Mede vanwege de moeilijkheidsgraad voor de executanten is het sindsdien maar zelden te horen geweest in de concertzaal. Of op de plaat.




Totdat er onlangs een grote verrassing uit Noorwegen kwam. De kenners spitsten meteen de oren. Een nieuwe Berio uit Oslo? Een grap? Nee, een vijfsterrenregen! Het wordt snel duidelijk waarom. Dirigent Grete Pedersen is de motor achter dit alles. Ze heeft een geweldige greep op de partituur. Gaat geen detail uit de weg en plaatst expressieve uithalen moeiteloos naast geheimzinnige of lyrische passages. Beide Noorse ensembles reageren met volle inzet op haar aanwijzingen. Zo’n intense belevenis was het echt niet toen Berio Coro destijds in Nederland introduceerde.
Ook in de korte en toegankelijker cyclus Cries of London , gebaseerd op teksten van marktkooplui uit het oude Londen, is Pedersen (op cd) de meerdere van Berio. Hoe vreemd dat ook mag klinken. Bij haar krijgt de muziek alle ruimte. Bovendien weet het opnameteam van dat geweldige Zweedse label het effect van een (te) droge studioversie te vermijden. Wat helaas wel het geval was op mijn oude Decca-lp/cd (naast Cries of London ook A-Ronne ). Ik neem aan dat alles in 1976 bewust zo is ‘geregisseerd’ door de maestro himself.
Niettemin is het onmiskenbaar dat de in 2003 overleden Berio de kijk op moderne vocale muziek enorm heeft beïnvloed. Met behulp van de Amerikaanse so-praan Cathy Berberian, een fenomeen en enige tijd zijn echtgenote, werd de muziekwereld in de jaren zestig en zeventig flink opgeschud. En als Berio niet zo oprecht gefascineerd was geweest door destijds populaire groepen als de Swingle Singers en The King’s Singers, dan hadden we in 1968/69 nooit zo’n meesterwerk als Sinfonia of later Cries of London gehad. Ik houd de Amerikaan Ward Swingle, die met zijn oorspronkelijk Franse closeharmonyclubje aan de basis van Sinfonia stond, daarom nog altijd in ere.

Een grap?




Nee, een vijfsterrenregen!



En dan tot slot nog even een pluim op de hoed van Ralph van Raat. We weten dat hij als pianist (en musicoloog) aan de lopende band pleidooien houdt voor allerlei hedendaagse muziek. Op zijn laatste cd met ‘Franse Piano Rariteiten’ koppelt hij op geraffineerde wijze Debussy, Messiaen, Boulez en Ravel aan elkaar. Soms betreft het slechts een snipper of een paar minuten muziek. Zoals in dat menuetje van Ravel (59 seconden!) of bij een amper twee minuten durend kleinood van Debussy.
Maar alles draait natuurlijk om de plaatpremière van een compositie uit 1944 van de negentienjarige Pierre Boulez. Die kennelijk later niet meer herinnerd wilde worden aan het pianodrieluik dat hij toen op papier zette. Jammer, want Prélude, Toccata et Scherzo is absoluut geen jeugdzonde die maar beter kan worden vergeten. Iets wat Boulez uiteindelijk ook niet kon volhouden bij de 12 ultrakorte Notations , die hij het jaar daarna schreef. Meesterlijke miniaturen die lange tijd binnenskamers bleven in hun oorspronkelijke vorm. Pas veel later stak hij een aantal van die ‘notities’ ook in een prachtig orkestraal jasje. Helaas niet alle 12, dat lukte hem op het laatst niet meer.
Van Raat is op z’n best als hij zich met hart en ziel kan inzetten voor zo’n bijzondere primeur als die van de jonge Boulez. Voor de liefhebbers is het alleen al daarom een opmerkelijke (en goedkope) uitgave, dit schijfje met French Rarities.