Door Eddie Vetter - 19-03-2020 - Artikelen
Toporkesten staan voor hem in de rij. Dit seizoen heeft hij zijn debuut gemaakt bij de Berliner Philharmoniker, het Concertgebouworkest en de New York Philharmonic. Hij is nu al chef in Göteborg en wordt het vanaf volgend jaar bij het Philharmonia Orchestra in Londen. De 34-jarige Santtu-Matias Rouvali maakt een stormachtige carrière als de jongste in een lange rij Finse sterdirigenten.

SANTTU-MATIA S ROUVALI
Rouvali heeft het niet van een vreemde. Zijn ouders speelden allebei in het orkest van zijn geboortestad Lahti. Slagwerker worden was zijn jongensdroom. Toen hij vier was, mocht hij tijdens een repetitie bij de paukenist op schoot zitten en voor de allereerste keer zijn slag slaan. ‘Boem paukeslag’, om met Paul van Ostaijen te spreken. Hij ging slagwerk studeren aan de Sibeliusacademie in Helsinki en deed in 2004 zelfs nog als uitzonderlijk getalenteerde slagwerker mee aan de wedstrijd van de Eurovision Young Musicians. Geleidelijk verschoof de aandacht naar het dirigeren. Op het conservatorium kreeg hij daarin les van Jorma Panula en Leif Segerstam. De doorbraak kwam toen hij op het laatste moment inviel voor een ziek geworden dirigent bij het orkest van de Finse Radio. Daarna is het snel gegaan. Hij veroverde het ene na het andere bolwerk. Zo maakte hij al in 2012 furore bij het Residentie Orkest in Den Haag.
‘Ik móét zoveel bewegen’
Overal waar hij optreedt, valt hij op vanwege zijn uitbundige wijze van dirigeren. Hij schudt zijn blonde krullen alle kanten op. Armen zwaaien als tentakels door de ruimte. Sommigen noemen hem daarom wel spottend een ‘Pultvirtuose’, een balletdanser op de bok. Zijn leraar Jorma Panula had een gruwelijke hekel aan zo’n hyperactieve lichaamstaal, maar zijn landgenoot Esa-Pekka Salonen, die hij in 2021 opvolgt als chef-dirigent van het Philharmonia Orchestra, zegt erover: ‘Bij hem is het allemaal authentiek. Hij doet het niet voor de bühne.’ En volgens Rouvali zelf ligt zijn expressieve beweeglijkheid in het verlengde van zijn activiteiten als slagwerker. ‘Ik móét zoveel bewegen. Als ik alleen maar de maat sla, zweet ik niet, en dat vind ik vervelend.’
Zodra zijn volle agenda het toelaat, verblijft hij op zijn boerderij in Finland. Hij zegt dat hij een buitenmens is en daar tot rust komt, op de tractor, met de voeten in de modder, jagend, vissend, in de sauna of spelend met zijn zoontje. En hij zegt Sibelius door en door te begrijpen. Niet om het cliché van ‘eeuwig zingende bossen’, want Finlands nationale trots was helemaal niet zo’n natuurmens, eerder een dandy, een man van de grote stad. Het gaat om een dieper gevoel dat in de muziek wordt uitgedrukt, iets ongrijpbaars.
Rouvali heeft met het orkest van Göteborg de eerste twee symfonieën van Sibelius opgenomen. De eerste viel meteen al in de prijzen. Er is ook geen ontkomen aan. De musici uit Göteborg schuiven naar de punt van de stoel. De uitvoeringen zijn spannend als de beste pageturner, beklemmend direct en buitengewoon plastisch, en toch heeft de jongste van de Finse sterdirigenten ook volop aandacht voor de duistere en mysterieuze facetten van de muziek.

