HANS HEG
Ooit gehoord van Jan Freiheit? Vast niet. Hij is cellist in de Akademie für Alte Musik en doet zijn naam eer aan als gewaardeerd lid van het gerenommeerde Berlijnse ensemble. Maar hij is soms zo prominent aanwezig dat je je afvraagt: is die Freiheit zo goed of is hij gestoord? Die gedachte drong zich aan me op tijdens de Bach Academie in Brugge. Even was het geen ‘Hemel op aarde’: het motto van dit door Philippe Herreweghe geïnitieerde festival. Bij een uitvoering van een concert voor drie klavecimbels eiste Freiheit zoveel aandacht op als continuospeler dat de solisten naar de achtergrond werden verbannen.
Was dit nou ‘authentiek’ of eigenzinnig? Wat sowieso al de vraag was door al die (14) strijkers. Gustav Leonhardt en Ton Koopman opteerden indertijd voor kleinere formaties. Zoals die waarschijnlijk ook door Bach zelf in Leipzig werden ingezet bij de concerten met zijn zoons in Café Zimmermann. Met twee orkestsuites van Johann Bernhard Bach, een negen jaar ouder familielid van Johann Sebastian, namen de Berlijners echter revanche. Plezante muziek à la Telemann.
Het jaarlijkse festival van curator Philippe Herreweghe bood ook een wereldpremière: een ‘stomme’ film (
Lebenslicht ) van Clara Pons, op muziek van… inderdaad Bach. Interessant experiment. Al kregen we een wel erg sombere impressie van ons (?) dagelijkse leven in een betonnen stadsjungle voorgeschoteld, inclusief de onontkoombare dood in troosteloos zwart-wit. De trage scènes misten hun uitwerking niet. Godzijdank vooral dankzij Bach. Wiens ‘soundtrack’ overigens net zo goed anders had kunnen worden -samengeraapt.
In
De Standaard las ik dat niet iedereen dit nieuwe pad van de Bach Academie kon waarderen. Lezingen en discussies, zelfs een concert op een schel piepend en kraaiend orgeltje in de kapel van Onze Lieve Vrouwe van Blindekens – allemaal prima. Maar die film! “Sinds wanneer heeft Bach illustratie nodig? Shame, Herreweghe!”, mailde iemand hem. Het pleit voor de oprichter van het Collegium Vocale Gent dat hij vernieuwingen niet uit de weg gaat. Sinds de oprichting in 1970 heeft dit elite-ensemble niets aan klasse ingeboet. Integendeel.
Het is nu wereldvermaard en trekt binnenkort met de
Hohe Messe door Europa. Amsterdam is 16 juni aan de beurt. Gaan! Alleen al om die fantastische jonge Engelse countertenor Alex Potter live te kunnen horen in het
Qui tollis en
Agnus Dei . In Brugge was hij verschillende keren present als solist en – sympathiek – ook als lid van het koor. Op het slotconcert kwam alles mooi samen in nummer 11 van Bachs Werke Verzeichnis, met de cantate
Lobet Gott in seinen Reichen .
Dit zogenaamde
Himmelfahrts-Oratorium is een klein meesterwerk met trompetten en pauken. Het wordt zelden uitgevoerd. In Brugge kreeg de uitvoering extra betekenis door de manier waarop Potter de aria
Ach bleibe doch, mein liebstes Leben zong. Iedereen kon met eigen oren horen dat Bach deze parel later, in gewijzigde vorm, opnieuw gebruikte in het
Qui tollis van de
Hohe Messe . Knap staaltje van recyclen. Zouden we zoiets ook accepteren van een buitenstaander?
Ik kom erop omdat ik me onlangs enorm heb geërgerd aan een uitzending van
Diskotabel , waarin de Derde symfonie (die met orgel) van Saint-Saëns centraal stond in de vergelijking. Opname B werd aangekondigd als bewerking van iemand die er een orgelconcert van had gemaakt. Idioot idee. Bovendien een doodzonde doordat Guy Bovet de geniale opzet van Saint-Saëns om zeep heeft geholpen. Het orgel komt immers pas in het tweede deel aan bod. Aanvankelijk nauwelijks hoorbaar!
Wie zoiets negeert en daarmee de structuur van een werk aantast, die verdient eerder een pak slaag dan de popsterren die zich aan de populaire finale hebben vergrepen. “Leuke vondst”, hoorde ik iemand zeggen bij
Diskotabel . Niemand sprak zich echter uit over de vandalistische daad van egotripper Bovet. Een alom gerespecteerde Zwitserse organist, zegt men, maar dit even terzijde. Het lijntje tussen authentiek en ‘authentiek’ is kennelijk flinterdun.
Nu we daarmee in de romantiek zijn beland: nog een tip. Ook bij de inmiddels 150 jaar dode Hector Berlioz spelen aspecten als origineel en authentiek tegenwoordig een rol. John Eliot Gardiner gaat daarbij, zeer succesvol, aanzienlijk verder dan zijn voorganger Colin Davis. De nieuwe ‘ster’ aan dit firmament is zonder twijfel de Franse dirigent François-Xavier Roth met zijn ensemble Les Siècles. Na Debussy en Ravel hebben ze nu Berlioz onder handen genomen met ‘period instruments’.
Herreweghe gaat vernieuwingen niet uit de weg
Fascinerend. Geen rare fratsen. De verkapte symfonie
Harold en Italie , met Tabea Zimmermann als altvioliste, krijgt een intense cd-versie. En om die sublieme liederencyclus
Les nuits d’été door een man te laten zingen is vrij uniek. Al zal niet iedereen staan te juichen bij het idee. Dit is toch het domein van sopranen of mezzosopranen? Klopt. Bariton Stéphane Dégout, die eerder op harmonia mundi schitterde met de cd
Enfers (operascènes van Rameau en Gluck met Raphael Pichon), levert desondanks toch een respectabele prestatie.
Hoewel het kundige panel van de Parijse pendant van
Diskotabel op France Musique een duidelijke voorkeur had voor de verfijnde versie van sopraan Véronique Gens en dirigent Louis Langrée op Erato. En dan nog even het laatste nieuws: Philippe Herreweghe kreeg op 11 maart van de Vlaamse minister van Cultuur het ereteken van Officier in de Leopoldorde. Hoge onderscheiding vanwege “zijn inzet en betrokkenheid”. Nee: niet voor Bach, maar “voor België”! Niettemin een felicitatie waard.