Door Jeroen Smits - 28-05-2019 - Artikelen
De term ‘muzikale duizendpoot’ wordt vaak gebruikt maar is op weinig musici zo van toepassing als op Giovanni Sollima. Hij componeert, improviseert en bespeelt de cello, zowel de moderne variant als de barokcello. Een ideale artist in residence die in het komende seizoen in drie, hoe kan het ook anders, heel uiteenlopende projecten te horen is in Muziekgebouw Eindhoven.
GIOVANNI SOLLIMA
Wat me zo raakt aan je composities is dat ze, met name in de dansachtige delen, een oerkracht bevatten, een instinctiviteit die ik eerder associeer met volksmuziek dan met klassieke muziek. Maar je bent opgegroeid in een familie van klassieke musici. Waar komt die oerkracht vandaan?“Mijn vader was inderdaad pianist. Maar hij was ook componist en had bovendien veel interesse in volksmuziek. Ook in zijn muziek is dat terug te horen. Hij was een ongelofelijk talent, was ontzettend vrij in zijn composities en haalde uit allerlei soorten muziek inspiratie, heel ongebruikelijk in die tijd. De passie voor de volksmuziek heb ik van hem. Ik denk dat het ook komt door de omgeving waar ik ben opgegroeid, mijn verbondenheid met Sicilië. Maar volksmu ziek heeft me altijd geïnteresseerd. Ik heb veel onderzoek gedaan, naar dans, naar volksmuziek als ritueel, naar de dialecten. Alle aspecten van de volksmuziekcultuur interesseren me.”
Dat klinkt bijna als een intellectuele interesse…“Het ís een intellectuele interesse. Maar er is ook het instinct. Ik begin met schrijven en het komt. Het is een evocatie, het bereikt me instinctief. Het is een van mijn wortels. En het overkomt me overal, ook als ik ver van Italië ben.”
Naast de volksmuziek speelt de barokmuziek een grote rol voor je. Je speelt veel barokrepertoire, maar de invloed ervan is ook te horen in je composities. Vanwaar die liefde voor de barok?“De fascinatie voor de barok heb ik al sinds mijn kindertijd. Oude muziek interesseert me vanwege de expressie, vanwege de dramaturgie die de muziek sinds Monteverdi bevat. En verder, als instrumentalist, vind ik het natuurlijk vooral interessant hoe de cello zich in de barok ontwikkeld heeft. Er waren twee grote scholen, die uit Bologna en die uit Napels.”
Die laatste school gaat in Eindhoven aan bod komen in het programma met de Cappella Neapolitana onder leiding van Antonio Florio. Wat is er zo bijzonder aan de Napolitaanse school?“De Napolitaanse school was heel internationaal. Die uitwisseling met het buitenland zorgde voor een enorme technische ontwikkeling. De partijen zijn heel geraffineerd. In het Napolitaanse celloconcert zie je daarnaast de invloed van de opera, die vooral in Napels bloeide. De cello wordt een echt personage. Met Antonio heb ik me een aantal jaren geleden in dit repertoire verdiept. Uit die studie naar de Napolitaanse celloconcerten is toen mijn compositie
Fecit Neap ontstaan. Ik wilde geen ‘fake’ schrijven, geen stuk ‘in de stijl van’. Het is een moderne compositie, maar wel met veel elementen uit de barokmuziek. Er zit van alles in: dans, Napels, Sicilië. Het was ontzettend leuk om het te schrijven. Als het ware een manier om Napels binnen te gaan in je fantasie.”
‘Schuberts muziek is zowel goddelijk als heel menselijk’
Ah, Napels, een eindeloos fascinerende stad waar ik nooit genoeg van krijg. In een tijd waar alle steden steeds meer op elkaar gaan lijken, blijft Napels zo ontzettend authentiek.“Absoluut! Napels raakt me diep. Altijd als ik Napels weer moet verlaten, lijd ik. Het is een prachtige stad, heel gelaagd. Alles is zichtbaar, de hele geschiedenis, als een ontleed lichaam waarin je alle zenuwen bloot ziet liggen. Uitzonderlijk! In de baroktijd was het een heel rijke stad met een grote culturele vitaliteit. Napels heeft nog steeds een overrompelende, bijna verscheurende kracht. Je houdt ervan of niet. Ik hou ervan.”
Je begint je residency met het strijkkwintet van Schubert. Een werk dat me blijft intrigeren vanwege de schijnbare eenvoud en tegelijkertijd die ongelofelijke diepzinnigheid.“Dat komt omdat Schuberts muziek zowel goddelijk is als heel menselijk. De harmonische taal is zó intens. Bij andere componisten zie je vaak een melodie waaronder vervolgens akkoorden zijn gezet. Bij Schubert is de melodie het resultaat van zijn harmonische taal. Het strijkkwintet is misschien wel het meest intense én het mooiste stuk uit de geschiedenis van de kamermuziek. En ook een van de mysterieuste. Het is een monument, een… ik weet niet hoe ik het moet uitdrukken… Dit werk is een heilige berg, aards en hemels tegelijk. En het is een genot om het te spelen.”