Wordt het niet eens tijd dat Bruno Monsaingeon een lintje krijgt? Of wat meer voor de hand ligt: een Franse onderscheiding? En dan het liefst vóór 27 januari. Anders is het misschien te laat. Hoezo? Zie de site van deze violist, schrijver en productieve filmmaker. Hij werd op 5 december 1943 in Parijs geboren, meldt hij keurig. En hij gaat overlijden, voegt hij daar met vooruitziende blik aan toe, “op een 27ste januari”. Guess why, staat er ook nog. “Alleen plaats en jaar zijn tot op heden onbekend.”
Een wrange verwijzing naar de Oostenrijkse pianist Friedrich Gulda? Die bij leven zijn overlijdensbericht zelf al publiceerde om te kijken hoe men erop zou reageren. En wat betreft die 27ste januari, ik heb werkelijk geen idee. Misschien gaat het om de geboortedag van Mozart. Zou kunnen. Maar bizar blijft het. Die dichterlijke c.q. mortale vrijheid is Monsaingeon overigens van harte gegund, omdat hij zo’n originele en creatieve man is. Sinds 1972 heeft hij een indrukwekkende reeks documentaires over legendarische muzikanten afgeleverd. Zijn opusnummers.



Yehudi Menuhin en Glenn Gould waren de eersten die uitgebreid en indringend op beeld werden vastgelegd. De film over Svjatoslav Richter is fameus. De teller stopt bij de pianist Grigory Sokolov. Hij is opus 92, uit 2015. En dan staat de net verschenen documentaire over het Russische fenomeen Mstislav Rostropovitsj, L’archet indomptable , er nog niet eens bij. Een bijna anderhalf uur durende docu boordevol fascinerende scènes. Slava als jong talent op bezoek bij Pablo Casals, als protesterende cellist in 1968 in Praag en met Bach bij de net gevallen Berlijnse muur.
Monsaingeon is een meester in het opdiepen van relevant historisch materiaal. We zien hoe Rostropovitsj en zijn vrouw Galina Visjnevskaja (fameuze sopraan) de Sovjet-Unie worden uitgezet. Zonder paspoorten. Er worden fragmenten getoond van een persconferentie waarin ze luidkeels protesteren en om internationale aandacht vragen. Ze nemen geen blad voor de mond. Monsaingeon zet het in perspectief met uitspraken van de weduwe van Solzjenitsyn. Die door Rostropovitsj in bescherming werd genomen en tijdelijk in diens datsja mocht wonen en werken.
Ook de legendarische dirigent Gennadi Rozjdestvenski, geeft – oud en verzwakt - ongezouten commentaar op de terreur in de Sovjet-Unie. En op de ellende die bijna alle coryfeeën van Rusland zich moesten laten welgevallen door Gosconcert, het staatsimpresariaat. Tekenend is het fragment met een woedende Yehudi Menuhin, die het in 1974 publiekelijk opnam voor zijn collega die niet naar Parijs mocht komen voor een jubileumconcert van de Unesco. Rostropovitsj was zogenaamd ziek. Zoals dat destijds ging: een infantiele leugen. Alsof er geen telefoons bestonden.
Zinnig is het daarom dat de registratie van dit historische Beethovenconcert (Aartshertogtrio) met Rostropovitsj, Menuhin en pianist Wilhelm Kempff als bonus bij de documentaire zit. Maar ook de docu zelf zit vol interessante en soms aangrijpende momenten. Dat Slava een meesterlijke cellist was weten we, maar dat hij ook een geweldige pianist was is minder bekend. Hij was de ideale begeleider van zijn vrouw, een sopraan uit duizenden en net zo’n persoonlijkheid als haar echtgenoot. Je houdt je adem in bij de close gefilmde fragmenten met Visjnevskaja.
Tot haar gedwongen vertrek uit Rusland was ze een van de grote sterren in het Bolsjoi Theater. Een lyrisch-dramatische sopraan van zeldzame klasse. Rostropovitsj, grappend: “Ja, in de opera was ze lyrisch, thuis was ze dramatisch!”. Op dezelfde dubbelzinnige toon poneert de man die zich uiteindelijk in het Westen door vele vorsten en staatshoofden liet bejubelen: “M-í-j-n koningen zijn Prokofjev, Sjostakovitsj en Britten.” Alle drie hebben composities voor hem geschreven en aan hem opgedragen. Net zoals al die andere componisten van naam, met uitzondering van Stravinsky.

Meester in het opdiepen van relevant historisch materiaal



Dat hadden ze ook in de achttiende en negentiende eeuw meer moeten doen, aldus Slava. Waarom zijn er toen niet meer soloconcerten voor cello geschreven? Omdat al die cellisten van toen het niet hebben gevraagd of te weinig druk hebben uitgeoefend. “Ik heb álle componisten die ik tegenkwam, telkens en tot vervelens toe gesmeekt: wanneer krijg ik wat?” De film van Monsaingeon stelt ook dit aspect aan de orde. Bijna te veel om aan te stippen. Alles verrassend, soms grillig, altijd muzikaal gemonteerd. Typisch Monsaingeon, de bezeten man achter Idéale Audience. Heerlijke naam.
Ja, en dan nog een teleurstellende mededeling. Ik had gehoopt dat ik net zo’n lyrisch betoog zou kunnen afsteken over deel 3 van de Elgarcyclus van het Royal Liverpool Philharmonic onder Vasily Petrenko. Meesterlijke dirigent, goed orkest, interessant programma: Concert-Ouverture In the South , Serenade voor strijkers plus de onverwoestbare Enigma Varations . Virtuoos gespeeld. Maar die registratie! Wat een akelige digitale perfectie: bijna alles klinkt kil en kaal. Met uitzondering van de Serenade, die glanst als een diamant.
Geef me dan maar de Warner-box (8 cd’s voor 48 euro) die ik bij toeval tegen het lijf liep: alle pianoconcerten plus het complete symfonische oeuvre van Rachmaninov met Nikolai Lugansky en het orkest van Birmingham, respectievelijk het London Symphony Orchestra onder leiding van André Previn. Vooral de oude, gedigitaliseerde opnamen uit de jaren zeventig met Previn hebben me compleet verrast. Hoe is het mogelijk dat deze registraties uit Kingsway Hall en de Abbey Road Studio nog zo goed (en warm) klinken en dat die recente Onyx-cd me nogal koud laat?