HANS HEGZe hebben een paar dingen gemeen, Mariss en Gennadi. Allebei dirigent, allebei wereldberoemd geworden. Ze hadden beide een vader die ook dirigeerde en die hun de eerste beginselen van het vak bijbracht. Maar daar houdt het wel zo’n beetje op. Mariss Jansons bouwde aan zijn carrière vanuit Sint-Petersburg en benutte daarbij ook de naam en reputatie van zijn vader Arvid. De Moskoviet Gennadi vermeed juist de status van zijn vader, Nikolai Anosov, en

gebruikte bewust de naam van zijn moeder, zangeres Natalia -Rozjdestvenskaja.
Qua dirigeerstijl en repertoirekeuze verschilden ze eveneens als dag en nacht. Jansons is de serieuze hoeder van het gevestigde Russische repertoire. De verrukkelijke excentriekeling Rozjdestvenski heeft zich van meet af aan ook ingezet voor nieuwe muziek en experimenten. Hij verdedigde de door de Sovjetautoriteiten in het nauw gebrachte Sjostakovitsj als een tijger en was later steun en toeverlaat voor componisten als Alfred Schnittke, Edison Denisov en Sofia Goebaidoelina.
Anosov junior presenteerde in 1964 als eerste de lang verboden Vierde symfonie van Sjostakovitsj in het Westen (nadat Kondrasjin in Moskou de verlate première had aangedurfd). Vonden ze daar niet leuk. Maar Gennadi tergde de autoriteiten pas echt met de première van de provocerende Eerste symfonie van Schnittke, die tien jaar later níét in Moskou of Leningrad mocht plaatsvinden. Dus week hij uit naar Gorki. Wat hem een enkele reis Siberië had kunnen opleveren. Zijn reputatie in binnen- en buitenland weerhield de autoriteiten echter van zo’n strafmaatregel.
Sinds zijn debuut bij het Bolsjoi Ballet in 1951 had hij al snel naam gemaakt. Hij beschikte over een onwaarschijnlijke techniek. Weigerde op een verhoging te staan, kon het ook zonder dirigeerstaf af, was even virtuoos met zijn linker-als zijn rechterhand. Soms voldeed een blik of een handgebaar. Zelfs met zijn pink kon hij een inzet aangeven, alleen als het écht nodig was zwaaide hij even met dat stokje. Louter om de boel bij elkaar te houden. Een meester in zijn vak. Het was net zo’n genot om naar hem te kijken als om naar hem te luisteren.
Zijn Amsterdamse debuut in 1960 staat nog altijd helder op mijn netvlies. De Sovjet-Unie was nog lang niet ter ziele maar sinds Chroetsjov aan het roer stond was er sprake van enige liberalisering. Al was de culturele uitwisseling nog minimaal. Gosconcert, het staatsimpresariaat, regeerde met harde en soms onbegrijpelijke hand. Naar het eerste concert van de befaamde Leningrader Philharmonie (het Concertgebouworkest van Rusland) werd daarom reikhalzend uitgekeken. Eindelijk zou de grote Jevgeni Mravinski zijn opwachting maken in het Concertgebouw.
Mooi niet. Het had Gosconcert behaagd een onbekende vervanger te sturen. Zonder het publiek in te lichten. Er daalde een kleine al kalende jongeman (met grote bril) de trap af. De teleurstelling was voelbaar in de slechts halfgevulde zaal. Maar die was na één minuut al weggevaagd. Mijn God, wat een dirigent, wat een talent en wat een orkest! Zoiets hadden we in Amsterdam niet eerder meegemaakt. Evenmin die authentieke en oer-Russische versies van Tsjaikovski en Prokofjev. De zaal stond op zijn kop en ik heb luidkeels meegeschreeuwd.
Mijn bewondering voor die kleine, clowneske professor heb ik altijd behouden, ook als er wel eens ’n minder geslaagd optreden tussen zat. Doordat hij er geen zin in had of doordat zijn opzet, dat je beter te weinig dan te veel kunt repeteren, verkeerd uitpakte. Hoe
Wat een dirigent, wat een talent en wat een orkest!
het ook kon is te horen op een van zijn Chandos-cd’s met vroege, soms bizarre balletmuziek van Sjostakovitsj ( The Golden Age ). Ja, en dan zijn laatste optreden met het Concertgebouworkest in 1997. Stravinsky’s Divertimento naar Tsjaikovski, Le baiser de la fée , is volmaakt van sfeer en spirit. De live-uitvoering zit in box 6 (cd 12) van de Anthology of the Royal Concertgebouw Orchestra. Het ontroert me nog steeds.
Een geniale dirigent in samenspraak met een geïnspireerd orkest. Zo’n dirigent hoort toch thuis in de Hall of Fame van de Gramophone , dat eerbiedwaardige Engelse instituut? Zou je denken.
Opnieuw ‘mooi niet’. De enige Russische dirigenten in deze eregalerij zijn Mravinski en Jansons! Dit schreeuwt om een update, want als er één dirigent is die alle hoeken en gaten van het repertoire heeft verkend (ook op lp en cd), dan is het Rozjdestvenski geweest. Met het Residentie Orkest heeft hij zelfs drie symfonieën van Matthijs Vermeulen gedaan. Wat willen we nog meer?
Zo zou ik ook een lans willen breken voor alles wat de Amerikaanse pianist Irwin Gage ons heeft nagelaten. Een monument voor de liedkunst. Bijna alle grote zangers uit de vorige eeuw waren zijn partners. Jessye Norman en Elly Ameling, Edith Mathis en Gundula Janowitz, Tom Krause en Christoph Prégardien. Liederen ‘begeleiden’ was zijn grote passie, een solocarrière interesseerde hem niet. De Hugo Wolf-cd die hij in 1992 met Arleen Auger, stem uit duizenden, heeft gemaakt werd overal bekroond. Met een Edison én met de Preis der Deutschen Schallplattenkritik.
SJOSTAKOVITSJ THE GOLDEN AGE
ROYAL STOCKHOLM PHILHARMONIC ORCHESTRA O.L.V. GENNADI ROZJDESTVENSKI CHANDOS
VKZ.NL/18442€ 38,99
WOLF SONGS TO THE POETRY OF GOETHE AND MÖRIKE
ARLEEN AUGER, IRWIN GAGE HYPERION
VKZ.NL/18443 € 22,99