HANS HEG
De dag na zijn overlijden reed ik met lijn 5 van de Jordaan richting Beethovenstraat. Bij de halte voor het Concertgebouw kreeg ik een kleine schok. Ik wist al dat hij dood was maar de aanblik van het gebouw-in-rouw ontroerde me meer dan ik had verwacht. De vlag hing halfstok en op het billboard, waar anders concerten worden aangekondigd, stond nu: BERNARD HAITINK 1929 – 2021. En daaronder: “Voor mij is een leven zonder muziek ondenkbaar.”
Simpel en veelzeggend. Ik was meteen terug bij die vreselijke dag in 1959. Om precies te zijn: 13 april. Haitinks illustere voorganger, Eduard van Beinum, zakte die ochtend tijdens een repetitie op het podium in elkaar. Hij kon alleen nog uitbrengen: “Bart, Bart moet komen!” Een roep om hulp gericht aan zijn zoon, violist in het Concertgebouworkest. Het mocht niet meer baten. Van Beinum stierf ter plekke aan een hartaanval.
De paniek was groot, de ramp niet te overzien. Wereldnieuws. Chef-dirigent van het Concertgebouworkest (en sinds 1955 ook van de Los Angeles Philharmonic) in het harnas gestorven. Hij was pas 59. We wisten al langer dat hij niet gezond was, regelmatig een pilletje moest innemen (soms ook tijdens een optreden) en veel concerten had moeten annuleren. Hij dreigde een speelbal te worden tussen de belangen en contractuele eisen van ‘Amsterdam’ en die van ‘Californië’. Niet alleen zijn gezondheid, ook zijn privéleven kwam in gevaar.
Een hartverscheurend drama dat gedetailleerd is terug te vinden in de biografie van Truus de Leur ( Eduard van Beinum, 1900-1959, Musicus tussen musici ). Over de bescheiden en geliefde, maar destijds lang niet door iedereen op waarde geschatte opvolger van de autoritaire (en ijdele) Willem Mengelberg. Van Beinum had dezelfde loftuitingen verdiend als Haitink nu. Die hier bijna heilig is verklaard. Maar laat ik het beperken tot wat ik eind oktober las in The New York Times , die tweemaal in één week een pagina aan hem wijdde. “A maestro who let music star.”

Onvergetelijke herinneringen aan het tijdperk Haitink



Een dirigent-met-baton die zichzelf wegcijferde ten gunste van de muziek. “Mr. Haitink, with his unerring shape, transition and flow, lets the music speak for itself.” In het tweede artikel idem dito. “Bernard Haitink gave orchestras a sound with integrity, not heaviness.”
Ander citaat: “Je was je bewust van wat je kon verwachten; meestal werden die verwachtingen nog overtroffen.” Dat is wel iets anders dan wat een collega uit Londen me ooit meldde over zijn bijnaam: “Boring Bernie”.
Haitink verkeerde in de gelukkige positie dat hij voortdurend op het juiste moment op de juiste plek was. Hij greep zijn kansen, was een harde werker.
Toonde lef en nam risico’s. Kort nadat hij als jong broekie was begonnen bij de omroep overleed in 1955 de toenmalige chef van het Radio Filharmonisch Orkest, Paul van Kempen. Niet lang daarna werd hij benoemd tot diens opvolger. Toen zijn hart weer eens opspeelde, haalde Van Beinum Haitink naar Los Angeles. Het Concertgebouworkest engageerde hem al in 1956, nadat Giulini zich ziek had gemeld.
Lees verder op pagina 38





PRACHTIG PORTRET UIT MÜNCHEN



April 1959 zou een cruciale maand worden. Een week na het plotselinge overlijden van Van Beinum werd Haitink (net dertig) gevraagd om het live op radio en tv uitgezonden herdenkingsconcert voor zijn rekening te nemen. Na een indrukwekkende uitvoering van het Adagio uit de Achtste van Bruckner volgde Wir setzen uns mit Tränen nieder . De eerste en enige keer dat hij het slotkoor uit de Matthäus in het Concertgebouw zou dirigeren. De symfonieën van Bruckner (en Mahler) zouden daarentegen steeds vaker op zijn programma’s verschijnen. Nog een parallel. ‘Dr. Eduard van Beinum’ werd door Philips postuum geëerd met een speciale heruitgave van Bruckners Negende. Die tot op de dag van vandaag staat als een huis en frappeert door zijn ‘moderne’ visie. Het scherzo buitelt uit de speakers.
Haitink nam in 2019 afscheid van Amsterdam (al mocht dat niet zo worden genoemd) met een veel emoties oproepende interpretatie van de Zevende symfonie. Nee, niet met het Concertgebouworkest maar met het Radio Filharmonisch (sic). Wel vol bezinning en verstilling. Het verschil in benadering van de beide scherzi door Haitink (wat zwaarwichtig) en Van Beinum (lichtvoetig) is opmerkelijk. Daarom vraag ik me opnieuw af: hoe zou Van Beinum dat op z’n oude dag hebben gedaan, áls hij ook de negentig had gehaald?
Ik ben geen streber, zei Haitink vaak. Hij was echter dusdanig ambitieus, en doelgericht, dat het hem over de hele wereld bracht. Eind 1971 was ik in Londen bij zijn doorbraak met de Derde van Mahler en ‘zijn’ London Philharmonic Orchestra. Hetzelfde orkest waaraan ook Van Beinum een tijdje was verbonden. Later dat jaar volgde zijn succesvolle debuut bij het Glyndebourne Opera Festival. In 1987 volgde de verrassende benoeming bij Covent Garden. Als operadirigent had hij in Nederland niets meer te zoeken, vond hij. Ondanks verschillende pogingen van Pierre Audi.




In Londen had ik voor de Volkskrant een aardig, open gesprek over zijn carrière. “Ik ben er begonnen als gastdirigent en het LPO was het eerste orkest dat me vroeg (..). Het was destijds helemaal geen goed orkest, maar ik was toen ook helemaal geen goeie dirigent, dus dat ging heel goed samen! Ik ben er met angst en beven aan begonnen. Ik had een contract voor drie jaar en dacht bij mezelf: het is een godswonder als ik dat contract uitzit.” Tien jaar later schold hij me in Parijs de huid vol (we kwamen elkaar bij toeval tegen op de grote Stravinsky-expositie). Hij was boos om wat ik had geschreven over het Concertgebouw koor , dat niet lang daarna ter ziele ging.
Dat was ook Haitink. Op dat moment wist ik niet dat hij in 1958 al eens bij het orkest van de Bayerische Rundfunk was geweest. Ik kon op dat moment ook niet voorzien dat zijn carrière hem niet alleen naar Boston, Chicago, Berlijn en Wenen zou voeren maar dat hij ook in München talrijke concerten zou geven. Die eveneens voor de eeuwigheid zijn vastgelegd. En die nu door BR-Klassik opnieuw zijn uitgebracht onder de noemer: Portrait . Een prachtig en omvangrijk doosje (met elf cd’s!), dat aanvankelijk was bedoeld als cadeau voor zijn negentigste verjaardag in 2019.
Het fungeert nu als passend in memoriam met Beethovens Missa Solemnis , twee symfonieën (5 en 6) van Bruckner, Die Jahreszeiten en Die Schöpfung van Haydn plus ook nog eens de Derde, Vierde en Negende symfonie van Mahler. Alles ‘live’ en alles met dat schitterende orkest uit München. Dat naast de Berliner Philharmoniker met recht als het tweede orkest van Duitsland te boek staat. Vooral de drie Mahlers roepen onvergetelijke herinneringen op aan het tijdperk Haitink.
Mooie aanvulling op het legendarische Philips-boxje (in de serie Dutch Masters) met de Mahlers die hij in Amsterdam dirigeerde tijdens de Kerstmatinee.