Voor zijn masterscriptie gaat Lars Willighagen bij keverlarven op zoek naar verschillen in pootsegmenten, antenneharen en andere structuren.

‘Is deze structuur daadwerkelijk afwijkend, of hebben andere soorten dit ook? Of ziet dit er alleen vreemd uit bij dit individu, en niet bij soortgenoten?’ Dat soort vragen stelde Lars Willighagen zichzelf om een determinatiesleutel te ontwikkelen voor de larven van Cholevinae-kevers. Het resultaat schrijft hij op in zijn masterthesis. ‘In het algemeen is er niet veel onderzoek naar deze groep van kleine kevers, en het is ook niet gemakkelijk om larven te verzamelen. Als je een larve vindt, weet je zonder determinatiesleutel immers niet welke soort het is. Daarvoor moet je volwassen kevers verzamelen – die je wel op naam kunt brengen – en dan daarmee larven kweken’, vertelt Willighagen. Tijd om daar verandering in te brengen. Met een microscoop maakt Willighagen foto’s van oude preparaten uit de kevercollectie van Naturalis en meet de lengte van verschillende structuren op. ‘Aan de lengte van de larve zelf heb je weinig, want ze zijn in die preparaten helemaal samengeperst. Maar je kunt wel betrouwbaar iets zeggen over de lengte van bijvoorbeeld een poot- of antennesegment.’

Spreadsheet
Verschillen ontdekken blijkt best lastig. ‘Op basis van literatuuronderzoek had ik wat aanknopingspunten en daarna was het een soort trial-and-error. Ik hield een spreadsheet bij: elke keer dat ik iets dacht te vinden, maakte ik een nieuwe kolom aan. Die vulde ik dan helemaal in. Soms bleek het dan toch een inconsistent kenmerk, soms was het daadwerkelijk een verschil.’ Een hele klus: uiteindelijk maakt Willighagen een determinatiesleutel voor alle drie de stadia van 27 in Nederland voorkomende soorten Cholevinae-larven. Onderscheid per stadium is noodzakelijk: ‘Na stadium 1 krijgen de larven bijvoorbeeld secundaire haren. Soms kun je een soort dan onderscheiden op het aantal haren op de antenne voor stadium 1, maar blijkt dat voor 2 en 3 helemaal geen consistent kenmerk.’ De uiteindelijke sleutel is een soort beslisboom. ‘Dan moet je denken aan: stap 1, heeft de larve deze structuur op het achterlichaam en is hij relatief lang, ga naar stap 2. Heeft hij die structuur niet en is hij korter, dan volgt stap 3. Zo kom je uiteindelijk bij de juiste soort uit’, legt Willighagen uit. Ter verduidelijking maakt hij schematische afbeeldingen van belangrijke structuren. ‘Daarvoor heb ik met computerprogramma InkScape een lijntje getrokken over de microscoopfoto’s. In de scriptie wijs ik dan bijvoorbeeld aan hoe de vorm van de kaak verschilt.’ Hoewel soorten determineren tegenwoordig vaak op basis van dna gebeurt, zijn morfologische sleutels zoals in deze scriptie volgens Willighagen wel belangrijk. ‘Op platforms als waarneming.nl heb je bijvoorbeeld ook alleen foto’s. Bovendien is het bij onderzoek lang niet altijd gebruikelijk om individuen te verzamelen, of heb je altijd toegang tot dna-methoden. En het kan elkaar versterken: zo bakende dna-onderzoek een groep van vier keversoorten af, en zag ik voor die groep ook opvallende kenmerken.’ In totaal is Willighagen zo’n anderhalf jaar met de scriptie bezig. ‘Dat was een vrijwillige keuze. De sleutel voor het eerste larvestadium was op een gegeven moment af, maar ik wilde het graag completer hebben.’ Doorzetten loont voor Willighagen: een publicatie op basis van de scriptie is ingediend en geaccepteerd, en voor de thesis zelf ontving hij de Uyttenboogaart-Eliasen-Masterprijs.

Naschrift: inmiddels is het artikel in kwestie gepubliceerd in Tijdschrift voor Entomologie (12 maart)

Titel: Comparative morphology of the larval stages of Cholevinae (Coleoptera: Leiodidae) in the Netherlands
Auteur: Lars Willighagen
Categorie: masterscriptie
Opleiding: biologie aan de Radboud Universiteit
Beoordelaars: Menno Schilthuizen en Henk Siepel
Cijfer: 9
Bijzonderheid: winnaar Uyttenboogaart-Eliasen-Masterprijs


Stuur je scriptie in

Is jouw masterscriptie, bachelorthesis of profielwerkstuk interessant leesvoer voor je medebiologen? Stuur een mail naar redactie@bionieuws.nl