Astor Piazzolla, de Argentijnse tango- en bandoneonkoning, werd honderd jaar geleden geboren. Wat is er over van de erfenis van de man die het liefst van alles als klassiek componist erkend wilde worden? Voor de jonge Franse trompettiste Lucienne Renaudin Vary is Piazzolla alomtegenwoordig, getuige haar even verrassende als mooie cd Piazzolla Stories .

ASTOR PIAZZOLLA




‘Traditionele tangoliefhebbers bejegenden mij vol haat, want ik introduceerde fuga’s, contrapunt en andere oneerbiedigheden’, verzuchtte de Argentijnse bandoneonspeler en componist Astor Piazzolla ooit. En hij had gelijk. Hoewel hij tegenwoordig, honderd jaar na zijn geboorte op 11 maart 1921, geldt als de grootste Argentijnse componist en de man die de tango redde van verstoffing in louche kroegen en duistere theaters in Buenos Aires, was de richting die hij in de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw insloeg een doorn in het oog van de hoeders van de aloude tango. Deze muziek ontstond in de late negentiende en vroege twintigste eeuw als de stem van gelukzoekende immigranten in de Argentijnse havenstad Buenos Aires, die hun heimwee vertolkten op de uit Duitsland meegenomen bandoneon. Ze groeide uit tot de dans- en mijmermuziek van de stedelijke elite.
Dat Piazzolla in dit verband een naam is die op ieders lippen ligt en wiens werk zowel in de klassieke hoek als in de lichte muziek veelvuldig gespeeld wordt, lag overigens niet voor de hand. Hij moest in eerste instantie namelijk niet zoveel hebben van het tot meest kenmerkende klank van Buenos Aires uitgegroeide instrument en de bijbehorende tango. Hij had er als kleine jongen, inmiddels met zijn ouders geëmigreerd naar New York, ook niet zoveel feeling mee. Toen vader Piazzolla zijn inmiddels achtjarige zoon uit nostalgische overwegingen zo’n wonderlijke trekharmonica gaf die de ziel van de Argentijnse tango vormt, was de jeugdige Astor not amused . ‘Ik hoopte op de rolschaatsen waar ik al zo lang om vroeg’, herinnerde Piazzolla zich later. ‘Het bleek een bandoneon. Ik wil dat je dit instrument gaat spelen, zei mijn vader. Ik haatte het. Ik haatte de muziek waar hij elke avond naar luisterde. Ik wilde veel liever jazz spelen.’

‘Jij idioot! Dit is de ware Piazzolla’







Toen het bloed toch kroop waar het niet gaan kon, besloot Piazzolla de tango op geheel eigen wijze aan te pakken. Dat werkte. Hij kreeg het instrument snel onder de knie en twee jaar later maakte hij zijn eerste opname. Vanaf 1933 studeerde hij enige tijd bij de Hongaarse pianist Béla Wilda. Daar leerde hij naar eigen zeggen Bach waarderen. In 1936 keerde Piazzolla terug naar Argentinië, waar hij in 1939 toetrad tot het fameuze Orquesta Típica van Aníbal Troilo. Om zich verder in compositie te bekwamen had hij in de jaren veertig enige tijd les van zijn landgenoot Alberto Ginastera, die zich niet zozeer liet inspireren door de tango maar door de twintigste-eeuwse kunstmuziek van die dagen en de muziek van de Argentijnse ‘cowboys’, de muziek van de pampa’s. Die verschillende invloeden maakten Piazzolla direct anders. En dat stuitte van meet af aan op weerstand. ‘Zijn composities moeten flink vereenvoudigd worden, zo zijn ze onspeelbaar’, zei Troilo al eens over de tijd dat Piazzolla deel uitmaakte van zijn orkest.
Piazzolla bepaalde zijn koers pas werkelijk nadat hij eerst zijn toevlucht had gezocht in de klassieke muziek, want net als iemand als George Gershwin vond hij de amusementsmuziek wel aardig, maar wilde hij zijn naam het liefst terugvinden tussen de grote klassieke componisten. In 1954 won hij een competitie met zijn driedelige orkestcompositie Buenos Aires . Een van de prijzen was een studie bij Nadia Boulanger in Parijs. Piazzolla hield zijn tango-achtergrond in eerste instantie verborgen voor het Franse kopstuk van de nieuwe muziek.
Lees verder op pagina 8




‘Toen ik haar ontmoette liet ik haar mijn kilo’s aan symfonieën en sonates zien’, zo haalde Piazzolla herinneringen aan die periode op. ‘Ze las ze aandachtig en plotseling kwam ze met die vreselijke opmerking: het is erg goed geschreven, maar ik kan in deze noten nergens Piazzolla vinden.
Piazzolla bekende schoorvoetend zijn tango-achtergrond, speelde tenslotte wat voor en Boulanger sprak de beroemde woorden: ‘Jij idioot! Dit is de ware Piazzolla.’
Piazzolla keerde hierdoor in de jaren vijftig terug naar de tango en combineerde in de meer dan duizend werken die hij zou schrijven op geheel eigen wijze deze populaire Argentijnse muziek met jazz en klassieke elementen. Vanaf 1955 vormde hij diverse ensembles, zoals Octeto de Buenos Aires, Conjunto Electronico en later het wereldberoemde Quinteto Tango Nuevo waarmee hij zijn eigen vooruitstrevende tangocomposities uitvoerde.
Ondanks alle tegenstand wist Piazzolla de tango nieuw leven in te blazen. Met een meesterwerk als Adiós Nonino , het in 1959 na het overlijden van zijn vader geschreven werk dat toen nog prinses Máxima in 2002 haar beroemde traan bezorgde, legde hij een basisstructuur voor zijn tango’s vast (langzaam-snellangzaam-snel-coda). En met werken als het Bandoneonconcert, Histoire du tango en het Dubbelconcert voor bandoneon en gitaar gaf hij de tango ook een vaste plek in het klassieke repertoire. ‘Een spontane tango bevat plotseling een passage vol zorgvuldig georganiseerd contrapunt, dat een ambiance van gecontroleerde strengheid brengt in muziek die normaal gesproken bestaat uit onbeschaamde erotische lyriek’, zo karakteriseerde componist en Piazzolla-adept John Adams het werk van de Argentijnse componist.
Mede om die reden kreeg Piazzolla vanaf de jaren tachtig ook buiten zijn vaderland steeds meer erkenning. Vooral musici uit de klassieke hoek omarmden de Argentijn meer en meer. Een van hen was de violist Gidon Kremer. Hij wist met een combinatie van uitstekende klassieke musici en briljante instrumentalisten die thuis waren in de tango, zoals bandoneonist Per Arne Glorvigen, op de cd Hommage à Piazzolla een ‘klassieke’ Piazzolla neer te zetten die nog steeds als meetlat geldt.

Originele repertoirekeuze van Lucienne Reinaudin Vary



Hoewel het na een explosie van Piazzolla-cd’s door klassieke musici van verschillende pluimage weer wat rustiger werd, is zijn werk nooit meer verdwenen van de klassieke agenda. En nu de in 1992 overleden componist zijn honderdste geboortejaar mag vieren valt een hausse aan Piazzolla-opnamen niet uit te sluiten. Een van de eerste in de reeks belooft in elk geval veel goeds. Met een originele repertoirekeuze en haar trompet, een instrument dat men niet snel met Piazzolla associeert, zet Lucienne Reinaudin Vary op Piazzolla Stories de toon. En met werk van Ginastera, Bach, Boulanger en Gardel zet ze de wereld van de grootmeester van de even sensuele als melancholische dans mooi in perspectief. Ze onderstreept zo vooral de universele kwaliteit in het werk van Piazzolla, dat verder gaat dan louter de tango en nog niets aan kracht en emotie heeft ingeboet.