REINBERT DE LEEUW
‘Aan het eind zijn we geen stap verder’, zou Reinbert de Leeuw (1938-2020) in de laatste maanden van zijn leven gezegd hebben. Dat memoreerde Rosita Wouda – zijn zakelijke rechterhand in de periode van het Schönberg Ensemble en zijn steun en toeverlaat in de tijd dat het lichaam steeds minder wilde – tijdens de herdenkingsbijeenkomst op 21 februari in het Muziekgebouw aan ’t IJ. Precies een week eerder was de man overleden die de naoorlogse ensemblecultuur een gezicht en de muziek van de twintigste en eenentwintigste eeuw een stem gaf. Geen verrassing, volgens hen die het weten konden. Onverwacht, volgens vele betrokken buitenstaanders, die ruimschoots in de meerderheid waren. De Leeuw hield er immers niet van privézaken aan de grote klok te hangen.




Voor Reinbert de Leeuw gold alleen de macht van de muziek. En dan vooral de muziek waar hij volledig achter stond. Muziek van eenlingen als Satie, Vivier, Oestvolskaja en Kurtág, om er een paar te noemen. Maar ook de muziek van roerige tijden, van omwentelingen zoals tijdens het fin de siècle, van Liszt die in Via Crucis het einde van de tonaliteit opzocht, van Schönberg die over de grens van die tonaliteit heen ging en componisten als Berg en Webern meesleepte, van Messiaen die nieuwe toontaalwetten combineerde met een religieus besef dat minstens zo mooi manisch was als het geloof van De Leeuw in de muziek waar hij voor stond.
Daarom was het ook terecht dat tijdens de herdenkingsbijeenkomst de muziek uiteindelijk het meeste sprak. Zo speelden leden van Asko|Schönberg Busoni’s Berceuse élégiaque , ook zo’n stuk op de rand van de romantiek in vrije val. Ze konden het wel zonder dirigent, want de hand van Reinbert was nog in elke noot aanwezig. Vooral in die dwars kloppende basnoten die na zo’n tweeënhalve minuut in de piano opduiken; bij uitvoeringen onder andere dirigenten gewoon wat akkoordnoten die onopvallend aan de onderkant van het klankspectrum hangen, voor De Leeuw cruciale achtste noten die als een schrijnend noodlot waarschuwen voor het einde der tijden. Zo ongeveer klonk het tenminste ook op de cd van De Leeuw en Het Collectief, met verder liederen van Berg en Zemlinsky.
Het is dit zoeken naar de raison d’être van elke noot dat hem tot een van de laatste ware muziekapostelen van de twintigste en eenentwintigste eeuw maakte. En het is waar: we zijn geen stap verder. De raadselen van de muziek blijven onveranderd groot. Maar dankzij al die geconcentreerde ‘verklaarsessies’ van Reinbert de Leeuw, al die cd’s waarop geen noot staat die er niet toe doet, zijn we wel veel ‘rijker’ geworden. En dat geeft hoop.