De Nederlandse Reisopera brengt een nieuwe bewerking van Monteverdi’s barokopera L’Orfeo in de Nederlandse theaters: een eigentijds totaalkunstwerk waarin regie, zang en dans een even grote plek innemen, samen met een zwevende installatie op het podium van Studio Drift.




NEDERLANDSE REISOPERA




Regisseur Monique Wagemakers komt net uit een overleg met de lichtontwerper en de technisch directeur van de Nederlandse Reisopera. De buitengewone vormgeving van deze Orfeo (1607) vergt veel aandacht. De ‘oeropera’ van Monteverdi als een hedendaags totaalkunstwerk, met Wagemakers, kunstenaar Lonneke Gordijn van Studio Drift en choreograaf Nanine Linning aan de basis. Samen ontwierpen zij het concept. Later kwam daar ook nog modeontwerper Marlou Breuls bij. Stuk voor stuk autonome kunstenaars met een internationale reputatie. Een intensief proces, beaamt de regisseur, maar vooral een “te gekke” ervaring.
Het ontwerpersduo Studio Drift laat natuur en techniek samensmelten in wonderlijke installaties. Bij L’Orfeo is met name Lonneke Gordijn betrokken, want waar haar compagnon Ralph Nauta vooral de techniek inbrengt is zíj degene van het natuurlijke element. Monique Wagemakers: “Lonneke opereert met haar installaties op de grens van leven en dood, van dag en nacht, van in starheid bevriezen of in beweging komen. Precies dat waar L’Orfeo over gaat.”
Het werk van Nanine Linning sluit er naadloos bij aan. ‘Ik ben geïnteresseerd in het instinctieve’, benoemde de choreograaf eerder zelf een rode draad in haar oeuvre. Wars van hokjes combineert ze dans met design, video, technologie, beeldende kunst en mode. Haar voorstellingen, zoals Bacon en Khôra , worden geroemd om hun intensiteit. “Ze heeft een uitgesproken, sterke en zeer fysieke danstaal, waarmee ze waanzinnig veel uitdrukt”, aldus Wagemakers.
Ziedaar het ‘dreamteam’ dat een antwoord moest zien te vinden op wat voor de regisseur de basisvraag was. Hoe kan het dat de mythische zanger Orpheus door de eeuwen talloze kunstenaars is blijven inspireren? Wagemakers: “Wat raakt al die componisten, dichters, schilders, schrijvers en anderen zó diep dat ze zijn verhaal steeds opnieuw willen vertellen? Terwijl het in wezen een heel bescheiden vertelling is. Ovidius wijdt er in zijn Metamorfosen amper een paar bladzijden aan.” Ze wist: er zijn kunstenaars nodig om daar een antwoord op te vinden.
Voor de kostuums werd de jonge modeontwerper Marlou Breuls ingelijfd. Waar je de karakters normaal gesproken eenvoudig herkent aan hun kleding is het onderscheid hier minder eenduidig, schetst Monique Wagemakers. “Tien zangers en tien dansers vormen één homogene groep, één organisme. Zij zijn samen als het ware het ene lichaam van waaruit het verhaal wordt verteld.”

‘Je wordt meteen in Orfeo’s wereld gezogen’


De zangers en dansers zijn continu op het toneel, waarbij ze in wisselende samenstellingen nu eens deel uitmaken van het organisme, dan weer opgaan in hun omgeving of een personage worden. Zoals Euridice, die zelfs na haar dood deel blijft van het grote geheel.
Hoe ongewoon ook in zijn vorm, een opera blijft het, verzekert de regisseur. “Het is geen experimenteel theater. Je wordt meteen in Orfeo’s wereld gezogen.” Waarbij de bewegende en steeds veranderende installatie van Studio Drift de emoties verbeeldt van de mythische kunstenaar, die met zijn gezang zijn geliefde Euridice van de onderwereld probeert te redden.
Wat drijft Wagemakers zélf om zich als zoveelste maker tot die geschiedenis te verhouden? “Ik heb me uiteraard geconcentreerd op de essentie van de muziek en het libretto. Wat gebeurt er nou precies? De kern is: Orfeo blijft in het verleden hangen. Ook wanneer het geluk er is, is hij niet in staat om dát geluk te voelen. Zelfs op zijn huwelijksdag memoreert hij aan de tijd dat hij ongelukkig en alleen was. Ondertussen plukt Euridice bloemen; ze wordt gebeten door een slang en sterft. En is het kwaad eenmaal geschied, dan weigert hij dat te accepteren.”




Waarmee de spiegel recht voor onze neus hangt. Wagemakers: “We hebben allemaal iets van Orfeo in ons. Op desastreuze momenten wil je maar één ding en dat is: de tijd terugdraaien. ‘Had ik maar, was ik maar’…” Orfeo voegt de daad bij het woord en haalt zijn geliefde terug uit het schimmenrijk, maar kan daarbij niet de verleiding weerstaan om naar haar om te kijken, waarna hij haar alsnog verliest. Waarom kijkt hij terug? Omdat die richting hem vertrouwd is, luidt Wagemakers’ eenvoudige antwoord. “De toekomst in kijken, dat heeft hij nog nooit gedaan en dat kán hij ook niet. Vandaar ook zijn onzekerheid. Bij het minste of geringste schrikt hij en kijkt weer terug.”