
VKZ.NL/19614
€ 31,99
BAROK
De vijfsnarige violoncello piccolo is tot eind achttiende eeuw populair geweest. Bach schreef er zijn zesde cellosuite voor en Haydn zijn tweede celloconcert. Bach schreef ook een zestal werken voor soloviool en die horen we, in tegenstelling tot de cellosuites, zelden gespeeld worden op een ander instrument. Maar zou Bach het erg hebben gevonden als een musicus van zijn tijd ze op violoncello piccolo had gespeeld? Vermoedelijk niet, misschien deed Bach het zelf wel. De violoncello piccolo heeft meestal vijf snaren maar hier horen we een viersnarig exemplaar, eentje mét de hoge e-snaar maar zónder de lage c-snaar. Het instrument, een kopie van een instrument van Giovanni en Antonio Amati, klinkt precies een octaaf lager dan de viool. Mario Brunello speelt alles dus in de originele toonsoorten, maar door de lagere ligging beluisteren we deze overbekende muziek toch vanuit een net iets ander perspectief. Brunello maakt indruk in de langzame delen van de sonates en in de Chaconne uit de tweede partita. Daar geeft hij de muziek een diepte die je op de viool mist. Maar in de snelle delen kan hij knap het stralende van de viool op zijn lage instrument oproepen.
MARIO BRUNELLO MAAKT INDRUK
MARCEL BIJLO