Op 13 oktober in Keulen, op 14 oktober in Amsterdam, op 15 oktober in Hamburg, steeds met Griegs Pianoconcert. Een kleine greep uit de agenda van een meesterpianist. Het lijkt allemaal mooi, zo’n stedentrip, maar er moet wel gewerkt worden: repetities, vingeroefeningen, persverplichtingen. Pianist Leif Ove Andsnes is inmiddels door de wol geverfd. ‘Zelf de regie over je leven houden, da’s het belangrijkst.’





LEIF OVE ANDSNES
Negenenveertig is hij inmiddels, de Noor. Een carrière om door een ringetje te halen. Zes Gramophone Awards, contracten bij Virgin Classics, later bij EMI (zo’n dertig cd’s) en daarna Sony, inmiddels is hij geridderd. De deuren van ’s werelds grootste concertzalen gaan als vanzelf voor hem open. Zeker als hij samenspeelt met het Filharmonisch Orkest van Oslo, dat hij op zijn duimpje kent. Het bloed kruipt dan waar het niet gaan kan: zoals een eerdere tournee om Jean Sibelius draaide (ook toen werd Amsterdam aangedaan), staat nu Edvard Grieg in de schijnwerpers. Voor Sony toonde Andsnes zich eerder al een echte ambassadeur voor Grieg: een opname van het Pianoconcert uit 2004 met Mariss Jansons werd tot Best CD of the Year uitgeroepen. Scandinavische trots verloochent zich niet. Zoals hij zelf zegt: ‘Ik ben zeer gesteld op het noordelijke landschap, de stilte ervan zoek ik graag op. ’s Zomers verblijven we met het gezin in het noorden van Noorwegen en leven we zeer eenvoudig in een huisje zonder elektriciteit. De rust is overweldigend.’
Grieg zit als het ware in zijn bloed. Wat bij zijn Pianoconcert dreigt, is gewenning. Andsnes merkte een keer op dat orkestmusici het concert spelen als op de automatische piloot. ‘Het is zo beroemd, je kunt het dromen. Er zijn zoveel opnamen van. Toch moet je het spelen alsof het nieuw is, het fris benaderen. Je niet laten beïnvloeden door anderen, je eigen visie vormen.’ Dat dit hem steeds weer lukt, hebben recensies bewezen. Hij mag het werk dan al zijn leven lang spelen, steeds weer geniet het publiek van zijn vermogen om improvisatorische momenten in te bouwen, zodat elke uitvoering uniek is. ‘Dat gebeurde vroeger ook,’ argumenteert Andsnes, ‘en waarom zou je zo’n traditie niet voortzetten? Mijn interpretatie wordt grotendeels vastgelegd tijdens repetities, maar ook tijdens het concert maak ik keuzes. Dat is het meest fantastische van muziek: het nú.’ Dat wil niet zeggen dat alles rozengeur en maneschijn is. ‘Soms zitten kleine dingen me in de weg bij het spelen. Dan ben ik afgeleid. Ik ga dan zweten. Zweetdruppeltjes op mijn vingertoppen. Herstellen betekent het tempo wat inhouden en minder risico nemen. Diep ademhalen helpt ook om weer controle te krijgen.’ Deze en andere ontboezemingen zijn tekenend voor de onbevangenheid van Andsnes, die een kijkje in de werkplaats van zijn talent zonder problemen -toestaat.
Aan Amsterdam bewaart de meesterpianist trouwens goede herinneringen. Feitelijk betekende Nederland zijn doorbraak, want op zijn achttiende deed hij mee aan een pianoconcours in het Concertgebouw en sindsdien weten alle concertorganisaties hem te vinden. Hij keert in oktober dus even terug op een oud nest.









‘Ik ben zeer gesteld op het noordelijke landschap, de stilte ervan zoek ik graag op’