Julien Chauvin, dirigent van Le Concert de la Loge en violist, ziet het spannende en theatrale in de muziek: “In elke symfonie zit drama. Dat moet je laten horen.” Hij zet de Parijse symfonieën van Haydn in een nieuw licht en laat datzelfde licht tegelijkertijd schijnen op Franse componisten die we niet of nauwelijks kennen.





JULIEN CHAUVIN
Op albums zit ze meestal veilig verscholen en een tikje anoniem in het gezelschap van de Parijse symfonieën: Joseph Haydns symfonie nummer 87. Ze is een naamloos nummer tussen La reine , L’ours , La poule en de anderen. Dirigent en violist Julien Chauvin geeft haar met zijn orkest Le Concert de la Loge echter een eigen identiteit. Hij heeft haar door het publiek een naam laten geven, L’impatiente – de ongeduldige – en omringt haar met de zang en de instrumentale muziek die in de tijd van haar ontstaan tijdens een concert naast haar zou hebben geklonken. In haar kielzog neemt ze aria’s mee van Gluck en van nu minder bekende componisten als Lemoyne, Sacchini en Vogel – prachtig gezongen door Sophie Karthäuser – en ten slotte is er een symfonie van Louis-Charles Ragué, een door Haydn beïnvloede Franse componist.
Die Franse componisten komen we tegen op alle albums met de Parijse Haydns die Julien Chauvin heeft opgenomen: François Devienne, Jean-Baptiste Davaux, Marie-Alexandre Guénin…wie zijn zij? “Waar het om Franse muziek ging, heeft de authentieke uitvoeringspraktijk altijd een sterk accent gelegd op barokmuziek,” vertelt Julien Chauvin, “maar niemand toonde interesse in de klassieke periode in Frankrijk. Ik wilde altijd graag deze muziek laten horen, en dan vooral de theatrale, dramatische muziek: ik wil met mijn Haydncyclus deze tijd onder de aandacht brengen. De muziek van de tragédie lyrique, de serieuze Franse opera, die we op het recente album presenteren, is enorm fascinerend en geeft een nieuw perspectief op het repertoire uit die periode. Er heerst namelijk nog altijd die vreemde opvatting dat er niets anders is dan Mozart en Haydn. Daarom is er een groot gapend gat in de Franse muziek tussen Rameau en Berlioz. In de periode 1770-1795 zijn er echter 2000 Franse strijkkwartetten geschreven! Franse…geen Weense of Engelse, maar Franse, in verschillende stijlen en vormen.” Chauvin weet waarover hij spreekt: met zijn strijkkwartet Quatuor Cambini-Paris is hij onbekend repertoire in ere aan het herstellen.
Joseph Haydn was in Frankrijk deel van een golf van nieuwe muziek: “In concerten en opera-uitvoeringen van de late achttiende eeuw was 99% van de muziek nieuw: het waren wereldpremières, het was eigentijds werk. In de jaren 1780 waren de mensen zeer geïnspireerd door Haydn. Mozart betekende niets in Parijs: ten tijde van de Franse revolutie waren daar al dertig Haydnsymfonieën uitgevoerd en maar één van Mozart.
Haydn was de koning. Er was dus Weense invloed, maar die mengde zich met het Franse. Iemand als Marie-Alexandre Guénin werd in de toenmalige kranten geroemd om het feit dat hij zijn eigen stijl en persoonlijkheid behield binnen zijn navolging van de Weense voorbeelden. Voor Louis-Charles Ragué geldt hetzelfde: het tweede deel van zijn Symfonie in D klinkt een beetje als Haydn, maar hij geeft zijn persoonlijkheid niet op.”
Mozart heeft tegenwoordig de overhand op Haydn. Dat kan anders, vindt Chauvin: “Alle musici vinden Haydn geweldig, maar het publiek... In mijn concerten probeer ik over hem te praten en de communicatie tussen hem en het publiek te versterken. Hij schreef honderdvijf symfonieën, de mensen zijn een beetje de weg kwijt door dat hoge aantal. Sommige van die werken inspireren het publiek sneller: De afscheidssymfonie , of L’ours of La poule , de symfonieën met een naam. Maar in elke symfonie zit theater, zit drama. En dat moet je laten horen.”

‘In elke symfonie zit drama’



Julien Chauvin neemt daarbij een voorbeeld aan de concertpraktijk uit de achttiende eeuw: hij laat aria’s zingen naast de symfonieën, of het Stabat Mater van Haydn. Het publiek moet contact maken met de muziek. Chauvin experimenteert daarbij: tijdens de liveopname van de Symphonie concertante van François Devienne klapt het publiek met wonderbaarlijk goede timing voor de diverse solo’s (“We hadden maar één take en het lukte”), alsof het een jazzconcert betreft. “Sommige critici zullen dat niet leuk vinden,” zegt Chauvin, “maar ik vind het belangrijk.”
Chauvin gaat verder met zijn Haydnreeks door Le Concert de la Loge. Er komen meer Parijse symfonieën aan en ook dat Stabat Mater . De negentiende eeuw roept ook: met liedrepertoire en met onbekend werk van bekende componisten, zoals de Gounodstrijkkwartetten die hij met zijn Quatuor Cambini-Paris opnam. In alles is er een frisse, andere kijk op het repertoire, zowel het bekende als het onbekende, en de manier waarop het kan worden overgebracht.
KIJK VOOR DE AANBIEDING OP PAG. 3