HANS HEG
Al jaren – nee: al decennia – voel ik me soms een roepende in de woestijn.
Waar blijft verdorie toch die box met heruitgaven van het pianoduo Vronsky & Babin? Zeg maar uit de periode 1941 tot 1972, het sterfjaar van Viktor Babin. Nergens te vinden. Afgezien van een enkele losse uitgave en wat je zoal tegenkomt op YouTube. Je kunt daar zelfs hun ruisende en krakende 78-toerenplaten nog vinden. Liefdevol en met

VKZ.nl/18364
respect ‘opgeladen’, dat wel. Maar die geven uiteraard geen goed beeld van dit uitzonderlijke duo.
Ook in de prestigieuze Philipsserie ‘Great Pianists of the 20th Century’ geen noot van dit Russisch-Amerikaanse echtpaar. Mijn teleurstelling was groot. Vronsky & Babin speelden de suites voor twee piano’s van Rachmaninov indringender en authentieker dan wie ook. Inderdaad ‘authentieker’! Sinds hun emigratie naar Amerika, in de jaren dertig, waren ze bevriend met de oude Sergei. Ze zagen hem als hun mentor en gaven in 1942 in Carnegie Hall de première van de zelden uitgevoerde vierhandige pianoversie van de Symfonische dansen .
Tot schrik van velen. Niemand had nog gerekend op zo’n modern werk van Rachmaninov. Hij wordt immers te pas en te onpas afgeschilderd als een door nostalgie verteerde romanticus. Met één been nog in de negentiende eeuw en het andere in de twintigste. Wat in wezen ook gold voor Vitya Vronsky en Viktor Babin, die elkaar in Berlijn leerden kennen toen ze daar studeerden bij Artur Schnabel. In Amerika behoorden Stravinsky en Milhaud tot hun kennissenkring. Om hun interpretatie van Stravinsky’s Concert voor twee solopiano’s en van Scaramouche , die swingende suite van Darius--Milhaud, kan niemand heen. Bij de Babins hoor je de oerversies.
Wie mocht denken dat ik zit te zwetsen zou ik willen verwijzen naar wat Newsweek ooit over hen schreef: “the most brilliant two-piano-team of our generation”. Bovendien heb ik het geluk gehad dat ik ze zelf een paar keer live heb gehoord. Met het Concertgebouworkest in Mozarts Dubbelconcert KV 242 en daarna nog eens in Rotterdam. Nota bene in de kleine zaal van de Doelen. Een onvergetelijk recital dat we mede te danken hadden aan de omstandigheid dat ze bevriend waren met Herman Kraaijvanger, een van de architecten van het Rotterdamse muziekpaleis. Bij hem thuis konden ze ook repeteren, vandaar. Herinneringen die boven kwamen toen ik in The New York Times las dat Daniil Trifonov en Sergei Babayan na hun recital een Rimski-Korsakovarrangement van Babin tevoorschijn toverden. Daverend succes. De spectaculaire Stravinsky-cd van Hamelin en Andsness bewijst dat ook zij kennelijk vinden dat we Vronsky & Babin niet mogen vergeten. Na hun stevige vertolking van de Sacre en een mooi afgewerkte versie van het eigenzinnige Concert voor twee piano’s (waarmee Stravinsky met zijn zoon Soulima rondtoerde) komt het Canadees-Noorse duo met identieke ‘toegiften’. Dankzij Victor Babin hebben de Tango en de Circus Polka een tweede (piano)leven gekregen.
Het doet me goed dat de huidige generatie zoveel respect toont voor wat Vronsky & Babin indertijd teweeg hebben gebracht. Zoals ik ook blij ben met de orkestrale versie van de Sacre die Riccardo Chailly vorig jaar opnieuw door Decca liet vastleggen (al is die uit Cleveland nog lang niet verbleekt). Met Newsweek in de hand durf ik te beweren: “He’s the most brilliant Stravinsky conductor of our generation”. Het spatte ervan af in Luzern. Zoiets gebeurde in maart ook in het Concertgebouw, waar Chailly terugkeerde bij zijn oude orkest met een -technisch volmaakte en qua sfeer ongekend

Uitzonderlijk duo


fraaie versie van het complete Vuurvogel--ballet.
Vooraf had hij ons al gewaarschuwd: “Ik wil alles kunnen horen wat ik lees als ik een partituur voor me heb”. Typisch Chailly. Daarom is het spijtig dat de cd-première van de in 2015 in Sint-Petersburg teruggevonden Chant funèbre (Stravinsky’s prille opus 5 dat hij in 1908 als in memoriam voor zijn leermeester Rimski-Korsakov schreef) iets minder goed uit de verf komt dan ik had gehoopt. Zowel de uitvoering als de liveregistratie is niet van het allerhoogste niveau. Ik hoop dat Chailly én Decca het nog eens over kunnen doen. Met het Concertgebouworkest!
O ja, en dan nog iets. Willen de erfgenamen van destijds illustere platenlabels als RCA Victor, Columbia, Seraphim, His Masters Voice – waar en in welk kantoor ze tegenwoordig ook mogen zetelen – eens goed in hun archieven kijken. De handen ineenslaan en zorgen dat er ein-de-lijk een complete en zorgvuldig gerestaureerde editie komt van ‘Vronsky & Babin: The Legacy’. Alvast bedankt. Ook namens Rachmaninov, Stravinsky en Milhaud.
PS: Tot mijn grote verrassing heeft Praga Digitals vorig jaar als eerste label een begin gemaakt met de cd ‘Igor Stravinsky. Works for Two Pianos’ (PRD 250 379). Wie Vronsky & Babin in het Scherzo à la Russe , het Concerto en in de Tango hoort (opnamen uit 1961/62) zal het met me eens zijn. Briljant, uniek! En, zoals Praga nadrukkelijk vermeldt, in “Genuine Stereo”. Vakwerk.


STRAVINSKY
THE RITE OF SPRING, CONCERTO FOR TWO PIANOS e.a.
MARC-ANDRÉ HAMELIN, LEIF OVE ANDSNES
HYPERION 0034571281896
VKZ.NL/18222
€ 22,99


STRAVINSKY
CHANT FUNÈBRE, LE SACRE DU PRINTEMPS e.a.
LUCERNE FESTIVAL ORCHESTRA O.L.V. RICCARDO CHAILLY
DECCA 0028948325627
VKZ.NL/18128
€ 22,99