FREDERIKE BERNTSEN - 26-05-2018 - Artikelen

Paavo Järvi en consorten hadden iets moois bedacht: een uitvoering, op de dag af 150 jaar na de première, van Ein Deutsches Requiem van Brahms. En dan ook nog op dezelfde locatie als waar Brahms zelf die première had gedirigeerd: de St. Petri Dom in Bremen.
De musici van de Deutsche Kammerphilharmonie Bremen, het orkest waarvan Järvi sinds 2004 chef is, speelden voor een bomvolle kerk. Allesbehalve ideaal, een dergelijk stuk in een galmgevoelige ruimte, maar het historisch besef was des te groter. De bijdragen van het
Brahms’ grootheid
koor en de solozangers leken intenser dan bij een reguliere uitvoering, het publiek verwachtingsvoller. Het concert was nog voor het begon
geslaagd.
Daarbij komt dat de Kammerphilharmonie al een tijdje midden in Brahms zit. Het gezelschap voerde de complete symfonieën uit in onder meer Wenen, Tokio en Sint-Petersburg. Ook nemen ze de cyclus op.
In Bremen zag Clara Schumann de voorspelling uitkomen die haar man Robert dertien jaar eerder over Brahms’ grootheid had gemaakt. De muziekliefhebber van nu kan de symfonieën beluisteren in de uitvoering van de Bremer Kammerphilharmonie. Zo kan hij zelf het meesterschap vaststellen van de ernstige Noord-Duitser, die in Wenen leerde de zon in zijn muziek te laten schijnen.
VKZ.NL/18365