Door Eddie Vetter - 23-02-2018 - Januari 2018
MURRAY PERAHIA
Foto’s: Harald Hoffmann/DGMurray Perahia zegt over de eenzame top in het hooggebergte van Beethovens pianosonates: ‘Deze past niet bij de andere sonates. De
Hammerklavier is veel groter en de muzikale taal is zo uniek dat Beethoven er nooit naar is teruggekeerd. Ook de dimensies, alleen al de lengte van meer dan veertig minuten, waren destijds ongehoord. Het langzame deel is een van de langste die tot dan toe zijn gecomponeerd, en ook een van de melancholiekste, terwijl de complexiteit van de slotfuga nu nog steeds modern kan aandoen. De overgang naar de finale is een uitgeschreven improvisatie, echt fantastische muziek. We weten dat Beethoven met zijn improvisaties mensen tot tranen toe kon ontroeren. Dit komt wel het dichtst bij de wijze waarop hij improviseerde.’ De bijnaam ‘Hammerklavier’ heeft betrekking op een nieuw type vleugel dat de Engelse firma Broadwood aan de componist had geschon
ken. Volgens Perahia was Beethoven steeds op zoek naar een piano die de klank van een orkest kon benaderen. ‘Ik denk dat hij eindelijk iets had gevonden wat in de buurt van zijn klankvoorstelling kwam, hoewel hij nooit helemaal tevreden was.’ Het nieuwe type had meer toetsen, meer power en meer mogelijkheden om met behulp van de pedalen grote dynamische contrasten te realiseren, van ppp tot fff. Zo noteert Beethoven in het Adagio bijna per maat of er een, twee of alle snaren van het koor moeten doorklinken.
De sonate is mede berucht vanwege de extreme metronoomcijfers die Beethoven zelf heeft voorgeschreven. Perahia houdt zich er in grote lijnen aan, zelfs in het eerste en het laatste deel, maar onder zijn vingers ontaardt de vliegende vaart niet in een dollemansrit. Hij zegt: ‘In 1817-1818 was Beethoven zwaar gedeprimeerd en de compositie was een manier om uit die depressie te raken. Het eerste deel schiet tevoorschijn als een komeet. Met dat metronoomcijfer is het bijna onspeelbaar, maar het moet echt zo snel, krachtig en stoutmoedig zijn. Beethoven ervaart muziek vaak als een bevrijding. Volgens hem kun je van muziek zelfs een beter mens worden. De fuga aan het slot lijkt zo’n bevrijding na het extreem droevige langzame deel.’
Elke toon op een goudschaaltje
Het Adagio sostenuto is wel een ‘mausoleum van collectief verdriet’ genoemd. Dat komt sterk tot uiting in bijvoorbeeld de interpretatie van Christoph Eschenbach uit 1970, die er een intense lijdensweg van zo’n 25 minuten van heeft gemaakt. Murray Perahia houdt zich aan Beethovens eigen metronoomcijfer en heeft bijna tien minuten (!) minder nodig voor zijn minstens even diep inkervende vertolking. Zo past wel meer niet in het traditionele beeld. De sonate als geheel is wel vergeleken met een titanengevecht, een worsteling met de weerbarstige materie. Dat valt moeilijk te rijmen met het spel van Perahia, die elke toon op een goudschaaltje weegt. Bij hem worden emotionele bevliegingen in toom gehouden door het verstand. Hoofd en hart gaan een innig verbond aan. Zo wordt zelfs de
Hammerklavier pure muziek.
Ook als editor van de nieuwe
BEETHOVEN
PIANO SONATAS
OP. 106 & OP. 27/2
MURRAY PERAHIA
DG 0028947983538
VKZ.NL/18138Urtext-uitgave van Henle houdt Perahia zich intensief bezig met de sonates van Beethoven. Op deze cd koppelt hij de
Hammerklavier aan de
Mondschein . Hij zegt hierover: ‘Die bijnaam is afkomstig van een beschrijving van Ludwig Rellstab, een vriend van Beethoven. Hij beschreef het eerste deel als een meer in de maneschijn, maar dan heeft hij het opeens over een eolische harp. Toen Beethoven aan deze sonate begon, verscheen er in de
Allgemeine musikalische Zeitung een recensie van Dalbergs sprookje
Die Äolsharfe . Beethoven heeft op dit tijdschrift een notitie geschreven dat hij zo’n eolische harp wilde hebben. In het sprookje is sprake van een eiland in de wolken dat zachtjes met zilveren stralen door de maan wordt beschenen en wordt bewoond door de geesten van mensen die zijn gestorven voordat ze hun liefdeswens konden vervullen. Dan denk je meteen aan Romeo en Julia. De eolische harp geeft hun de macht om hun verdriet over te brengen aan de mensen op aarde zodat gelijkgestemde zielen kunnen delen in hun lijden. Ik denk dat de associatie met de windharp en de maneschijn van Beethoven afkomstig kan zijn. Bij een eolische harp worden de klanken voortgebracht door de wind, als de stem van God, maar Beethoven moet ook aan een conventionele harp hebben gedacht. Dat is te horen in de telkens herhaalde begeleidingsfiguren van het eerste deel.’