Door Marcel Bijlo - Foto: Tremezzi Digitalanalography - 08-08-2019 - Artikelen
Het Festival Oude Muziek in Utrecht is het grootste festival ter wereld op het gebied van muziek uit de middeleeuwen, renaissance en barok. De zevenendertigste editie, die eind augustus losbarst, richt de schijnwerpers op Napels. Artist in residence is Giulio Prandi.
In de Zuid-Italiaanse stad Napels bevinden zich talloze nog onontdekte muzikale schatten, maar ook klassieke favorieten als het
Stabat Mater van Pergolesi werden er gecomponeerd. Giulio Prandi, die zich met zijn Coro e Orchestra Ghislieri specialiseert in Italiaanse barokmuziek, laat ons kennismaken met onbekende muziek van onbekende componisten, maar werpt ook nieuw licht op componisten die we al lang denken te kennen.
Prandi is vaker in Utrecht te gast en ook in de ZaterdagMatinee duikt hij regelmatig op. Als een van de weinigen breekt hij een lans voor Italiaanse kerkmuziek uit de barok. Die kennen we nauwelijks, is zijn overtuiging. Prandi vertelt op gloedvolle wijze hoe het volgens hem zit: “Je zou inderdaad denken dat we uit de achttiende eeuw wel heel wat kerkmuziek kennen, maar vraag muziekliefhebbers naar titels en ze komen nauwelijks verder dan het
Stabat Mater van Pergolesi en een enkel werk van Vivaldi. Vrijwel alle componisten waren in de achttiende eeuw verbonden aan kerken en de hoeveelheid muziek die ze daarvoor componeerden is zo groot dat een mensenleven te kort is om al die werken één keer te horen. Wat mij er zo in aanspreekt is de enorme vrijheid die componisten namen. Dat klinkt gek, ze moesten natuurlijk de kerkelijke autoriteiten tevredenstellen, maar ze gebruikten alle vormen en technieken die ze maar tot hun beschikking hadden. De grenzeloze vrijheid is precies wat me zo aantrekt in die muziek. De componisten konden in alle stijlen schrijven, van polyfonie tot opera. En ze gebruikten die stijlen geheel naar eigen inzicht, nauw aansluitend bij de liturgische teksten die ze toonzetten en bij de gelegenheid waarbij de muziek zou klinken. Veel mensen denken: eerst had je de polyfonie, na 1600 is het barok en dan is de polyfonie weg. Maar nee, zo zit het niet. Ook iemand als Niccolò Jommelli, befaamd om zijn opera’s, componeerde polyfonie. Dat wil ik het publiek in Utrecht graag laten horen.”
Tijdens zijn drie zorgvuldig geprogrammeerde festivalconcerten zal Giulio Prandi laten horen hoe veelzijdig dit repertoire is. Hij vertelt: “We gaan wat bezetting betreft van groot naar klein. In het eerste concert klinkt een grote mis van Pergolesi. Dit werk kennen we nu nauwelijks meer, maar het was tot in de negentiende eeuw heel geliefd, ook in Engeland. Het
Gloria uit deze mis was daar net zo bekend als het
Hallelujah uit de
Messiah van Händel. Daartegenover zet ik dan een heel melodisch werk van Jommelli.”
‘De grenzeloze vrijheid is precies wat me zo aantrekt in die muziek’
“Het tweede concert is wat kleiner bezet en gewijd aan Mariamuziek. Hier klinkt een Magnificat van Fransesco Durante, de leraar van Pergolesi. Het stuk is trouwens lange tijd aan Pergolesi zelf toegeschreven. Omdat Pergolesi bij zijn dood op 26-jarige leeftijd in heel Europa al beroemd was, gingen Napolitaanse muziekuitgevers allerlei stukken die hij nooit componeerde onder zijn naam publiceren. Daarom heb je bij Pergolesi zoveel foute toeschrijvingen. Tijdens dit concert klinkt ook het
Stabat Mater van Emanuele d’Astorga, een fantastisch zevenstemmig stuk. Net als het
Stabat Mater van Pergolesi staat het in f-klein, maar het is totaal anders van sfeer. Het is echte polyfonie voor vier vocale en drie instrumentale partijen.”
“Het derde concert is helemaal a capella. Domenico Scarlatti kennen we van zijn revolutionaire klaviermuziek, maar als kapelmeester van de Sint-Pieter in Rome en later aan het hof in Madrid componeerde hij ook heel veel kerkmuziek in polyfone stijl. Je ziet: die polyfonie was halverwege de achttiende eeuw ondanks alle nieuwe ontwikkelingen nog steeds springlevend! Met deze drie programma’s wil ik de grote vrijheid en creativiteit van componisten aantonen. Ik hoop dat het publiek hierdoor genuanceerder gaat denken over ontwikkelingen in de muziekgeschiedenis. Die zijn lang niet zo eenduidig als de meeste muziekgeschiedenisboeken ons willen doen geloven.”
Ondertussen is er nog heel wat werk aan de winkel voor Giulio Prandi en zijn ensemble: “Ik heb hier nog hele stapels muziek liggen die wachten op uitvoering. Ik werk al heel lang met dezelfde bezetting van zangers en instrumentalisten en we kunnen met elkaar lezen en schrijven. Als we nieuwe stukken onder handen nemen kunnen we al heel snel naar een uitvoering toewerken. Al het voorwerk, het uitvoeringsklaar maken van de partituren en het oplossen van eventuele problemen, heb ik dan al gedaan. Dan kan ik me helemaal concentreren op het klinkend resultaat, dat is en blijft toch het allerbelangrijkst.”