Vijftig jaar na Asilomar, waar wetenschappers zelf veiligheidsregels voor recombinant-dna opstelden, buigt Nederland zich opnieuw over de grenzen van biotechnologische vooruitgang.

Tijdens het jubileumsymposium Biotechnologie in Beweging van de Commissie Genetische Modificatie (Cogem) wordt 30 oktober teruggekeken op een halve eeuw genetische modificatie – en vooral vooruitgekeken naar de toekomst van deze technologie, die inmiddels is doorgedrongen tot vrijwel elk domein van de biologie: van duurzame industriële productie en plantenveredeling tot gentherapie en zelfs het bouwen van synthetische cellen. Hoe ziet de volgende fase van genetische modificatie eruit? Bionieuws peilt de verwachtingen en zorgen bij vier experts uit het veld.



Marianne de Visser, emeritus hoogleraar neuromusculaire ziekten bij de Universiteit van Amsterdam en bestuurslid van Cogem

‘Ik denk dat er ongelofelijk veel redenen zijn voor enthousiasme. Ik ben van huis uit neuroloog. Het idee dat we een spieraandoening als spinale musculaire atrofie, waaraan kinderen rond de leeftijd van 7 maanden doodgingen, nu door gentherapie zo kunnen behandelen dat deze kinderen leren lopen en niet aan de beademing hoeven is fantastisch. Dit zijn geweldige stappen vooruit. Maar er zijn ook nog uitdagingen. In juni vorig jaar heeft de Cogem een signalement geschreven over gentherapie, en de kosten en toegankelijkheid ervan. Vorige week bracht het Zorginstituut ook een interessant rapport uit over marktaanvaardbare prijzen. De ontwikkelkosten van gentherapieën zijn erg hoog. De prijsonderhandelingen voor gentherapie bij hemofilie B zijn nu vastgelopen, waardoor het geen plek in het basispakket krijgt. Er moeten ingewikkelde keuzes worden gemaakt, zeker ook nu er meer budget moet worden vrijgemaakt voor defensie. Ik zou wel een lans willen breken voor burgerraadpleging. Een goed geïnformeerde groep van representatieve burgers is zeker in staat hierin genuanceerde keuzes te maken.

‘Ik zou willen pleiten voor nog meer Nederlands onderzoek naar dit soort behandelingen voor zeldzame ziekten en voor meer publiek-private samenwerkingen. Zo kunnen we de marktexclusiviteit verkleinen en voorkomen dat de Verenigde Staten en de farmaceutische industrie ermee vandoor gaan.’


Jack Pronk, hoogleraar industriële microbiologie aan de Technische Universiteit Delft

‘Een halve eeuw na de eerste recombinant-dna-experimenten in E. coli zijn producten van genetisch gemodificeerde micro-organismen (ggo’s) onderdeel van ons dagelijks leven. Diabetespatiënten gebruiken humane insuline gemaakt met ggo’s, we wassen op lage temperatuur dankzij enzymen uit gemodificeerde schimmels, en E10-benzine bevat ethanol geproduceerd door gemodificeerde gisten. Voor zover mij bekend heeft meer dan veertig jaar intensieve industriële productie niet geleid tot schade aan mens of milieu door de gebruikte ggo’s. Regelgeving voor onderzoek met ggo’s zoals E. coli en bakkersgist is versoepeld; de administratielast is tijdrovend maar werkbaar. Grotere problemen liggen bij industriële toepassing in Europa, zoals voor voedselingrediënten. Niet de criteria, maar de tergende traagheid van procedures vormt het knelpunt.

‘Wanneer een vergunningsprocedure in Europa tot wel vijf of zes jaar in beslag kan nemen, terwijl het in de VS in een jaar kan, rest bedrijven nauwelijks een andere mogelijkheid dan productie buiten Europa. Dat leidt tot verlies van kennis, banen en inkomsten. Hernieuwbare koolhydraten zijn nu de belangrijkste grondstof. Gebruik van alternatieve grondstoffen, gemaakt via (elektro-)chemische CO2-reductie, biedt kansen voor forse emissieverlaging en onafhankelijkheid van grondstoffenimport. Ggo’s spelen daarbij een sleutelrol. Verzilveren van deze kansen vereist zowel investeringen in onderzoek en infrastructuur als stroomlijnen van regelgeving. Ik hoop dat een nieuwe regering hier actief werk van zal maken.’




Ania Lukasiewicz, plantenbioloog bij de Wageningen Universiteit

‘Ik denk dat gen-editing een nieuwe tool wordt voor plantveredelaars. Met crispr-cas zijn we nu al in staat om mutaties te maken op gerichte locaties. Eén gen uitzetten is nu het makkelijkst. In de toekomst zouden we dit als middel kunnen omzetten om bijvoorbeeld aardappel- of bananensoorten sneller ziekteresistent te maken. De link met duurzaamheid wordt altijd erg benadrukt, maar hitte- en droogteresistentie zijn lastiger te realiseren omdat daar meerdere genen mee gemoeid zijn. Ik denk dat het verbeteren van de duurzaamheid hem meer zit in hoe je een plant gebruikt in het teelsysteem.

‘Crispr-cas is in 2012 uitgevonden. Nu zijn de eerste plantproducten die ermee ontwikkeld zijn alleen in kleine oplages beschikbaar. Bijvoorbeeld zaadjes van de GABA-verrijkte tomaten in Japan. Ik verwacht dat er de komende jaren meer gewassen beschikbaar komen op de markt, maar dit is erg afhankelijk van de regelgeving van de EU en de houding van consumenten. We zouden mensen beter moeten informeren over wat er nu wordt gedaan op het gebied van plantenveredeling, zodat ze een geïnformeerde keuze kunnen maken.

‘De EU heeft in 2018 besloten dat de nieuwe gen-editingtechnieken onder de oude ggo-wetgeving vallen. Er ligt al twee jaar een voorstel voor een aangepaste wet, maar deze blijft onder andere steken op discussies over patenten op dit soort technieken terwijl het probleem breder is.’


Charlotte Koster, microbioloog bij de Wageningen Universiteit en voorzitter van SynBioNL, de Nederlandse Vereniging voor Synthetische Biologie

‘In Nederland ligt een sterke toekomst voor genetische modificatie. We hebben een aantal ontzettend goede universiteiten die zich hierop richten. We hebben daardoor de kans om grote klimaat- en gezondheidsproblemen op te lossen.

‘Mijn groep is bezig met het maken van een synthetisch genoom. We kunnen op dit moment nog geen bacterie zelfstandig bouwen. Zo wordt ook de weg vrijgemaakt voor mix-en-matching: de celdeling van een gist en de dna-replicatie van een bacterie. Het uiteindelijke doel is dat we een perfect organisme kunnen gaan bouwen voor bepaalde doeleinden, zoals het wegvangen van CO2 uit de atmosfeer en het opruimen van plastic.

‘Voorheen gebruikten we altijd dezelfde organismen voor dezelfde toepassingen. Deze zijn niet perfect: een bacterie of gist heeft altijd een eigen rol en functie, en je kunt niet garanderen dat deze niet interacteert met andere organismen. Een synthetische cel is blanco, en ons droomscenario is dat we deze kunnen programmeren zoals we willen.

‘De politiek is nog wel een zorg. Er zijn momenteel weinig investeringen in onderwijs en onderzoek. Er gaat vaak wel geld naar innovatie en toegepast onderzoek, maar er is balans nodig met financiering van fundamentele wetenschap. De bevolking is best bereid genetische modificatie te accepteren mits er transparant wordt gecommuniceerd en er duidelijk beleid is.’