Door Eddie Vetter - 30-03-2018 - Maart 2018
JOHANNES BRAHMS

De kleine Johannes groeide op in een achterbuurt van Hamburg. Zijn vader was een muzikant die zijn best deed om hogerop te komen. De jongen mocht op pianoles. De vader drukte de leraar in plat Duits op het hart: ‘Mijn Johannes moet net zoveel leren als u, meneer Cossel, dan weet hij genoeg. Hij wil zo graag pianist worden.’ Sommige biografen schrijven dat het kind in havenkroegen optrad tussen de prostituees en dronken matrozen, maar zijn eerste officiële solorecital was in 1848, toen Johannes vijftien jaar was, in de herberg Alte Rabe aan de Alster. Mensen beschreven hem als een verlegen puber met een androgyn uiterlijk en een hoge stem.
Opvallend: hij speelde toen onder meer Bach. Reeds als tiener zocht hij in boekenstalletjes naar oude partituren. Met zijn romantische fascinatie voor de zuiverheid van oude muziek volgde hij componisten als Mendelssohn, die een Bachrevival hadden geïnitieerd. Daarnaast ontwikkelde hij een levenslange liefde voor volksliederen. Toen Hongaarse vluchtelingen in 1848 in Hamburg verbleven, raakte hij in de ban van hun muziek met al die typische zigeunertrekken. Jaren later zou deze ‘liefde op het eerste gehoor’ nog doorklinken in de
Hongaarse dansen .
Op zijn twintigste leerde hij Robert en Clara Schumann kennen, korte tijd voordat Robert probeerde een einde aan zijn leven te maken door in de Rijn te springen. Zij introduceerden hem in de grote muziekwereld. Aanvankelijk maakte Brahms naam als pianovirtuoos, maar
Reeds als tiener zocht Brahms in boekenstalletjes naar oude partituren
VKZ.NL/18241
VKZ.NL/17540 algauw oogstte hij ook roem als dirigent en componist. Hij woonde liever in Wenen dan een lucratief aanbod uit Leipzig of Düsseldorf aan te
nemen. ‘Vanwege de goede cafés in Wenen’, zei hij met de hem typerende
combinatie van ironie en zelfspot.
Geleidelijk werd hij beschouwd als de rechtmatige opvolger van Beethoven. Het kostte hem vele jaren om zich te bevrijden van de geest van deze reus. Zo worstelde hij veertien jaar met een eerste symfonie, en toen die eindelijk af was, noemde de dirigent Hans von Bülow het werk ‘Beethovens Tiende’. Na de zware bevalling van deze eersteling volgden de symfonische composities elkaar in rap tempo op.
Afgezien van de opera, waaraan hij zich nooit heeft gewaagd, excelleerde Brahms in alle genres. Uiteraard ook in pianomuziek, waarmee het allemaal begonnen was, van de hemelbestormende sonates uit zijn jonge jaren tot en met de miniaturen uit zijn ‘gouden herfst’. Destijds werd hij met zijn hang naar het verleden en voorkeur voor klassieke vormen de tegenpool genoemd van revolutionaire componisten als Liszt en Wagner. Maar uitgerekend deze ‘reactionair’ kreeg in de twintigste eeuw eerherstel van kopstukken als Schönberg en Adorno. Hij zou met zijn ‘objectieve’ structuren een wegbereider zijn geweest voor de nieuwe muziek. Zelf was hij ongetwijfeld meer verguld met zijn plaats in de eregalerij van de ‘drie B’s’, samen met de door hem vereerde Bach en Beethoven.
TIJDELIJK
€ 12,50
ZOLANG DE VOORRAAD STREKT
VKZ.NL/17250