JOS VAN DER ZANDEN - 23-02-2018 - Januari 2018
VKZ.NL/18114 KAMERMUZIEKWe noemen ze vioolsonates, maar eigenlijk zijn het triosonates: twee ‘zangstemmen’ (viool en discant van het klavier) en begeleiding (baskant klavier). Bij Bachs Sonates BWV 1014-19 zou ook een gamba mee kunnen doen. Wie Bach speelt moet tegenwoordig zo’n beetje een halve
EEN FEEST
musicoloog zijn. Welke stemming, al dan niet vibrato, wat voor instrument, tot op welke hoogte ornamentiek, welke frasering en tempo? Isabelle Faust en Kristian Bezuidenhout hebben hun antwoord paraat. Bijvoorbeeld weinig versieringsformules, behalve in heel langzame delen. En een ingehouden vibrato zonder opsmuk. De vioolklank is pregnant genoeg en zou met meer kleuring teveel de aandacht naar zich toetrekken. Soms overstemt hij toch al de melodieën op het clavecimbel. De Jacobus Stainer uit 1658 van Faust klinkt wat rauw en ongepolijst tegenover het milde clavecimbel (een modern instrument naar een Johann Gräber uit 1722), zeker als de viool meerstemmig speelt. Muzikaal gezien is het een feest, zeker de vinnige presto’s. Wat een ontlading ook in de uitbundige allegro’s en vivace’s, met canons, fugatische aanzetten of dartele dansritmen. Je kunt je heel goed voorstellen dat zoiets indertijd in huize Bach eindeloos veel speelplezier heeft geboden – naar het schijnt was dat het doel van deze muziek.