Door Jos van der Zanden - Foto: Sjaak Verboom - 08-08-2019 - Artikelen
Een weiland, koeien, flegmatieke blik - kan het Hollandser? Blokfluitist Erik Bosgraaf brengt een hommage aan het vroegachttiende-eeuwse Nederland. Muziekbeoefening was toen gemeengoed bij adel en burgerij. Onbekommerd werd er gemusiceerd en er gingen honderden sonates rond. Op de nieuwe cd klinken er tien, met als spil Unico Wilhelm van Wassenaer. Zelf was Bosgraaf bij alles betrokken: opname, repertoire, presentatie en design.

Het oogt allemaal erg vrolijk. Een tikje ironisch ook. Wat had je voor ogen?
“Het tijdloze van de muziek benadrukken. Die niet in het museale plaatsen, maar naar onze eigen tijd halen. Vandaar dat design. Ik besteed daar graag extra aandacht aan, zoekend naar een eigen signatuur, licht absurdistisch. Mondriaanachtig is het - dat groene, die lucht, het komt terug in de rest van het boekje. Wat het omslag betreft maakte iemand al een vergelijking met de bekende PSP-poster.”
Unico Wilhelm van Wassenaer staat centraal. Hij componeerde dus meer dan de Concerti Armonici die in Twente van hem werden teruggevonden?
“Ja, maar niet erg veel. Een paar vocale werken, deels verloren gegaan. De blokfluitsonates die we spelen zijn opgedoken in een bibliotheek in Rostock. Ze zijn in manuscript overgeleverd en de naam staat er pontificaal op, in het Italiaans: opgedragen aan hertog die-en-die door uwe nederige dienaar graaf Unico Wilhelm van Wassenaer-Obdam. Hij deed dus niet geheimzinnig over zijn auteurschap, ditmaal. Het mansucript met de sonates was vast een cadeautje voor die hertog.”

Zijn ze goed geschreven, idiomatisch?
“Zeker, ze spelen heel lekker weg. Het zijn echt een soort Händelsonates, ook stilistisch. Händel speelde zelf blokfluit, dat zie je op een schilderij, Telemann trouwens ook. Wat Van Wassenaer doet, past extreem goed op het instrument. Net als bij Händel moet je wel zelf versieringen bedenken. Muziek uit die tijd is nu eenmaal niet tot in de puntjes genoteerd, je hebt als het ware alleen fundamenten. Het was een orale cultuur en we hebben alleen maar een soort platonische schaduw van wat beoogd was. Daar moet je wat mee. Francesco Corti doet dat met de continuo-realisatie, ik met de versieringen, zodoende komt de muziek tot leven. Barokmuziek hoort bij de homo ludens, de spelende mens, muziek was handwerk. Dat heeft nu een negatieve bijsmaak, maar destijds lag het heel anders. Het staat lijnrecht tegenover het romantische idee van het genie dat, getergd door allerlei demonen, een pact met de duivel moet sluiten om tot muziek te komen. Misschien was dat handwerk wel de reden waarom Van Wassenaar zich er niet en plein public mee wilde associëren. Dat hoorde niet zo bij een graaf die ook diplomaat was.”
De cd omvat muziek van een zevental componisten. Bijeengezocht rond de sonates van Van Wassenaer?
“Nee, eigenlijk andersom. We zijn begonnen met muziek uit de Nederlanden, algemeen. Toen ik muziekwetenschap studeerde ging mijn scriptie daarover en op cd heb ik dat uitgewerkt. Met Jacob van Eyck hebben we de zeventiende eeuw uitgebreid verkend, nu is de achttiende aan de beurt. Er is zo’n rijkdom aan stukken die maar zelden worden gespeeld. Nederland was bij uitstek een doorvoerland van muziek. Je had twee stadhouderlijke hoven, in Den Haag en in Leeuwarden. Dat laatste was aantrekkelijk voor musici. Leclair was er, Schickhardt ook. Ze schreven voor Anna van Hannover, die getrouwd was met Karel Friso. Net als Máxima nu wist zij als buitenlandse (ze was Duitse) haar invloed te laten gelden bij de Oranjes. Amsterdam was dan weer het centrum van de muziekdrukkunst in Europa. Zo gebeurde er van alles.”
‘Er is zo’n rijkdom aan stukken die maar zelden worden gespeeld’
Was de populariteit van de blokfluit iets typisch Nederlands?
“Ja, maar ook wel Engels. Dat had te maken met een middenklasse die tijd genoeg had. Er was geld en ze kochten sonates bij de vleet, bij honderden. Daardoor waren er veel instrumentenbouwers actief, vooral in Amsterdam. Dat is bijna niet meer voor te stellen nu omdat de blokfluit zo’n verschrikkelijk imago heeft.”
Frustreert je dat, dat imago?
“Ik heb niet te klagen over opdrachten en waardering. Maar als je het de vox populi op straat zou vragen, denk ik niet dat veel mensen beseffen wat de blokfluit in zich heeft. Ze zijn vaak verrast als je vertelt dat die er was voor alle rangen en standen, alle leeftijden en man en vrouw. En dat er een hele familie van bestond, al sinds de renaissance: van de lange contrabasfluit tot aan het nog geen tien centimeter lange Garkleinflötlein. Technisch zijn de verschillen niet zo groot. Op het conservatorium leren professionals hoe je moet omgaan met de verschillende stemtoonhoogten en transposities – want blokfluitisten transponeren zelf, ze krijgen nooit een partij in C zoals symfonische blazers. Zelf heb ik ze allemaal thuis, bijna honderd, en ik bespeel ze allemaal!”
