Boer-ecoloog Maarten Schrama bij Oude Ade: ‘Ondanks de aanwezigheid van invasieve rivierkreeften is een deel van de sloten inmiddels kraakhelder.’

Landbouw en natuur hoeven elkaar niet uit te sluiten, denkt ecoloog Maarten Schrama. In zijn academische carrière en daarbuiten onderzoekt hij de mogelijkheden.

‘Toen we met dit traject begonnen, bood het gebied volop mogelijkheden’, blikt ecoloog Maarten Schrama met een spreekwoordelijke knipoog terug op de start van het zogenoemde polderlab in Oud Ade. In samenwerking met burgercoöperatie Land van Ons, gemeentelijk verband Holland Rijnland en geïnteresseerde boeren, doen Schrama en zijn collega’s van Universiteit Leiden in dit ‘levende laboratorium’ sinds 2021 grootschalig onderzoek naar verschillende vormen van natuurinclusieve landbouw. ‘We zoeken naar alternatieve agrarische modellen waarbij boeren kunnen blijven produceren terwijl het veen natter en biodiverser wordt’, benadrukt Schrama. ‘Daarnaast onderzoeken we of het mogelijk is om het veen weer te laten stijgen in plaats van dalen.

Rijst
‘Hoewel we een deel van het grasland – dat vooral bestond uit Engels raaigras – onaangeraakt hebben gelaten, is de vegetatie binnen een aantal jaar enorm toegenomen en veel kruidenrijker geworden’, vertelt Schrama, ‘puur door een ander bemestings-en maairegime.’ Het deel van het perceel dat is ingedeeld als testveldjes maakte logischerwijs nog grotere veranderingen door. Een van de opvallendste experimenten is de teelt van rijst, een ongebruikelijk gewas in het Hollandse veenweidegebied. ‘Afgelopen september konden we de derde oogst binnenhalen’, laat Schrama enthousiast weten. ‘We hebben vele kilo’s rijst geoogst, niet alleen van de polderlab-akker, maar ook van testveldjes in omliggende polders. De planten groeien goed en de korrels worden mooi rijp en zijn verkoopbaar.’ Binnenkort laten Schrama en zijn team de rijst testen op zware metalen. ‘Laag uitvallende waarden zijn interessant voor boeren, want dat betekent dat de rijst in een hoger gewassegment terecht kan komen’, zegt hij daarover.

Veenmos
Naast de rijstvelden liggen nieuwe veenmosveldjes, waarop levend veenmos en cranberrystruiken groeien, beide met productiedoeleinden op termijn. Dat is tot dusver succesvol: het flinterdunne laagje veenmos dat het polderlab begin 2024 ontving vanuit de Nieuwkoopse Plassen, groeide in anderhalf jaar tijd op sommige plekken tot wel 10 centimeter in dikte. Bijzonder, want de teelt gaat niet zonder slag of stoot. Schrama vertelt: ‘Veenmos gedijt net als cranberry’s goed op natte, zure grond. Water dat via de Rijn ons land binnenstroomt, is juist behoorlijk basisch. Dat hoeft geen probleem te zijn, omdat een florerend veenmosgebied zo nat is dat er water uitstroomt, niet in. Door de grootscheepse ontwatering en de huidige lage grondwaterstanden – tot wel een meter onder het maaiveld in de zomer – gaat dat echter niet op. In droge tijden gebruiken we daarom speciaal aangezuurd water.’

Naast ecoloog, noemt Schrama zichzelf ook parttime boer

Het waterpeil lokaal met een paar centimeter per jaar verhogen blijkt onvoldoende om het veen nat te houden. ‘Het grondwaterpeil in de velden gaat daardoor nauwelijks omhoog’, verklaart Schrama. ‘We werken daarom nu aan infiltratieproeven met kleine greppeltjes; vergelijkbaar met drainagegreppels, maar dan juist bedoeld om water aan te voeren naar de velden, in plaats van af. Dat lijkt heel goed te werken. Daarnaast kijken we samen met de Radboud Universiteit naar mogelijkheden voor organische waterfiltersystemen om het water te zuiveren voordat het de polder inkomt.’

Kraakhelder
De waterkwaliteit in de poldersloten is de afgelopen jaren aanzienlijk verbeterd. Schrama legt uit hoe dat komt: ‘Dat is grotendeels te danken aan de herintroductie van inheemse water- en oeverplanten door onze waterplantenboer. We zien dat de toestand van het water met sprongen vooruitgaat door plantensoorten zoals krabbenscheer en blaasjeskruid. Die gedijen prima, ondanks het agrarisch gebruik van het aangrenzende land én de aanwezigheid van invasieve rivierkreeften die de waterplanten eten. Voor ons kwam dat eigenlijk ook een beetje onverwacht, maar een deel van de sloten is inmiddels kraakhelder.’

Naast ecoloog, noemt Schrama zichzelf ook parttime boer. Samen met Jan Degenaar is hij medeoprichter en -beheerder van Voedselbos Haarzuilens, vlakbij Utrecht. Het gaat om zo’n zes hectare met inmiddels ruim tweehonderd verschillende soorten oogstbare gewassen – die meerdere restaurants en tientallen plukabonnees graag afnemen – en waar tal van insecten en broedvogels hun heil zoeken. ‘We wilden laten zien dat het kán; dat je landbouw en natuur kunt combineren op een manier die economisch en ecologisch werkt. Iets daadwerkelijk doen, is nu eenmaal overtuigender dan enkel het idee in een boekje op te schrijven.’

Kruisbestuiving
De geest van het project is volgens Schrama anders dan die van het onderzoek in Oud Ade. ‘Het grote verschil is dat het veenweidegebied relatief aangeharkt is, het voedselbos is een veel wilder systeem. Daarbij ligt Haarzuilens in een natuurgebied, terwijl we in Oud Ade echt op zoek zijn naar natuurinclusieve modellen voor landbouw.’ Toch is er een zekere mate van ‘kruisbestuiving’ tussen de twee projecten: ‘De experimenten in het polderlab lopen tot 2031. Tegen die tijd is het de bedoeling dat de teelten volwassen genoeg zijn om elders uit te rollen – dat is absoluut haalbaar! We moeten op die manier laten zien dat opschalen tot een serieus bedrijf mogelijk is én dat dit type landbouw ook op de lange termijn rendabel is, zonder te dogmatiseren, anders geloven mensen het gewoon niet, en terecht.’