Foto: Hans Smid

Tijdens de 11de NIBI-conferentie Taal van het leven voor vmbo en onderbouw havo/vwo stonden op 16 en 17 mei zo’n veertig (buiten)workshops en lezingen gepland. Bionieuws belicht drie sessies die opvielen.


Plantcommunicatie

Sarah Kalisvaart en Zoë Delamore, promovendi bij het laboratorium voor entomologie van Wageningen Universiteit

'Ons uitgangspunt was simpel: docenten en leerlingen laten zien én ervaren dat planten communiceren met geuren. Dat idee hebben we uitgewerkt in een practicum dat eenvoudig in de klas uit te voeren is. Je hebt alleen een paar soorten groente nodig – bijvoorbeeld kool, spinazie en paprika – en rupsen van het groot koolwitje, die je makkelijk met verzorgingsinstructies kunt bestellen via de Vlinderstichting. ‘In de eerste experimenten doen leerlingen twee verschillende groenten in een petrischaaltje. Ze kunnen dan kiezen of het twee groene groenten zijn, zoals spinazie en kool, of groenten die contrasterend van kleur zijn, bijvoorbeeld rode paprika en groene kool. Dan zetten ze een rups in het midden en observeren ze wat hij kiest. De rups kiest ongeacht de kleur van de andere groente altijd voor kool, de waardplant waarop ze in de natuur hun eitjes afzetten. Ze zijn blind, dus gaan daarbij volledig af op geur.


‘Als afsluiter doen de leerlingen een geurtest’

‘Daarna volgt de ecologische context: waarom produceert de plant die geur? Niet om rupsen aan te trekken, maar juist om zich te verdedigen. De geur trekt sluipwespen aan, en die leggen eitjes in de rupsen. Met filmpjes laten we zien hoe dat werkt. ‘Als afsluiter doen de leerlingen een geurtest: met een blinddoek om proberen ze groenten te herkennen aan hun geur. Eerst normaal, daarna gekneusd. Bij het kneuzen komen geurstoffen beter vrij – dat simuleert als het ware de vraatschade door een rups.

‘Wij zijn promovendi, geen docenten, dus het was waardevol om te horen dat dit practicum goed aansluit bij wat docenten al doen. Ze vonden het fijn dat we het in een ecologische context plaatsten. De volledige werkbeschrijving komt op de NIBI-site. We hebben nog geen werkblad, maar alles wat je nodig hebt staat erin: materialen, stappenplan, filmpjes en achtergrondinformatie.’


Illustratie: Freepik

Taalgebruik

Jeff Gradener en Gerald van Dijk, beiden lerarenopleider biologie aan het Instituut Archimedes van de Hogeschool Utrecht

'Biologie is een vak vol taal. Leerlingen moeten vaak in één tekst schakelen tussen organisatieniveaus, processen, functies en structuren. Dat is pittig. Het is dus van belang voor de leerling dat biologiedocenten aandacht aan taal besteden. Dat helpt bij de begripsontwikkeling.

‘Tijdens de NIBI-workshop lieten we deelnemers een transcript zien van een docent die iets uitlegt. Toen vroegen we zoiets als: ‘Wat zou je moeder hiervan begrijpen?’ Het antwoord was meestal: vrijwel niets. Dat zet mensen aan het denken, omdat ze zich realiseren dat ze zelf ook wel eens uitleg geven die doorspekt is met vaktaal.

‘Daarna gingen we samen met onder meer dat inzicht aan de slag. Docenten keken in tweetallen naar zelf meegenomen lesmateriaal en analyseerden: wat zijn de begrippen? Welke zijn abstract, welke zijn dagelijks? Hoe kun je leerlingen eerst in gewoon dagelijks taalgebruik het verhaal laten begrijpen, voordat je overschakelt op academisch taalgebruik? Want meestal gaat die stap veel te snel. Laat leerlingen samen praten over de leerstof, betrek hun belevingswereld en help ze verbanden leggen tussen begrippen.

‘We zien in de concept-eindexamenprogramma’s ook dat taal een steeds centralere rol krijgt. Leerlingen moeten met taalsteun een beargumenteerd standpunt kunnen formuleren. Dat vraagt om bewuste aandacht voor taal in onze lessen. Wij zijn zelf ervaren (vmbo)-docenten en weten hoe vol het programma soms is, maar dit hoeft geen extra lestijd te kosten. Veel biologiedocenten werken namelijk al taalgericht, alleen vaak onbewust. Met een beetje hulp kun je dat structureler aanpakken: op de website van SLO staat veel materiaal, en het Handboek taalgericht vakonderwijs van Maaike Hajer is eigenlijk verplichte kost.’


Foto: Daniël Seesink


Mensaapgedrag

Daniël Seesink, voormalig biologiedocent en organisatieprimatoloog bij Bewust Zoo

'Wat ik docenten tijdens mijn lezingen of workshops altijd probeer mee te geven, is dat we in de klas eigenlijk meer zouden moeten ‘vlooien’. Net als apen. Daarmee investeren ze in elkaar, bouwen ze vertrouwen op en kunnen ze op elkaar rekenen als het spannend wordt. In het onderwijs zijn we vaak te snel bezig met curriculumdruk, cijfers en toetsen. Maar de gouden weken – die eerste weken van het schooljaar – zijn cruciaal om relaties op te bouwen, zowel leerlingen onderling als met een docent.

‘Concentreer je dus niet alleen op wat leerlingen allemaal moeten halen, maar stel ook samen een doel vast: hoe willen we dit jaar als klas functioneren? Wat willen we samen bereiken? Dat is veel krachtiger dan alleen een boek doorwerken. Dat begint met luisteren, oordeelloos zijn en elkaar leren kennen. Hoewel dit veel tijd vraagt, verkleint dit de kans dat je later tegen problemen aanloopt. Het helpt als je als docent het goede voorbeeld geeft en laat zien dat je kunt samenwerken en bereid bent jezelf aan te passen.


‘Vraag je af: wie kan mij helpen om de klas mee te krijgen?’

‘Het komt er uiteindelijk op neer of je de baas wilt zijn of een leider, of je voor controle kiest of juist voor samenwerking. Ik raad altijd aan om, waar dat kan, verantwoordelijkheden te geven aan leerlingen. Je kunt ze bijvoorbeeld inzetten als mediator bij onderlinge conflicten en daarmee een rol geven in de groepsdynamiek. Vraag je af: wie kan mij helpen om de klas mee te krijgen? Want als jij iets oplegt, werkt dat vaak averechts.

‘Een leider in een apengroep weet dat hij het niet alleen kan. Hij zoekt steun bij anderen in de groep, maakt verbinding en voert politiek. Apen zijn in dat opzicht een mooi voorbeeld voor docenten.’