Mais kan veel last hebben van parasiterende Striga-planten (paarse bloemetjes).

 

Door de samenstelling van de mix aan stofjes die Striga-groei stimuleren te veranderen, neemt Striga-infectie in mais af.

 

Het is wellicht mogelijk om mais te kweken dat parasitaire Striga-planten beter kan weren. Striga hermonthica en Striga asiatica bedreigen zeker in sub-Saharisch Afrika de opbrengst van mais (Zea mays) als belangrijk voedselgewas. Striga-parasieten zijn slapend in de bodem aanwezig en ontkiemen als de wortels van planten zoals mais zogeheten strigalactonen uitstoten. Normaal gesproken dienen deze stofjes bijvoorbeeld als ontwikkelingshormoon of signaal voor goedaardige schimmels. Een internationaal team onder wie onderzoekers uit Amsterdam en Wageningen brengt nu alle mais-strigalactonen in kaart en ontrafelt de synthesepathway ervan (Science, 5 januari).

 

Dat biedt aanknopingspunten voor weerbaarder mais, want mais blijkt van nature een variabele mix van strigalactonen te produceren. Die blijken niet allemaal even sterk Striga-ontkieming te stimuleren; het nu geïdentificeerde zealactol en zealactonic acid doen dat bijvoorbeeld veel minder goed dan het al bekende zealactone . De samenstelling van de strigalactonenmix is beïnvloedbaar, zo laten onderzoekers nu zien. In de door hen ontrafelde pathway voor strigalactonensynthese vinden ze drie enzymen die daaraan kunnen bijdragen. Door de activiteit van deze enzymen kunstmatig te dempen komen er relatief meer strigalactonen in de mix die Striga-ontkieming maar matig stimuleren. Mais raakt daardoor inderdaad minder geïnfecteerd met Striga, zo tonen de onderzoekers. Op de ontwikkeling van mais lijkt de veranderde mix geen invloed te hebben; of andere functies van strigalactonen verstoord raken zou vervolgonderzoek nog wel moeten uitwijzen.

Zie ook: Nieuwsbericht 'Meer mais, minder heksenkruid: nieuwe mais kan Afrikaanse oogst redden' (UvA-website, 5 januari)